Vorige

Beleggingen, pensioenfondsen en effecten – Effectenrekening – Tarificatie.

2018.653

THEMA

Beleggingen, pensioenfondsen en effecten – Effectenrekening – Tarificatie.

ADVIES

Aanwezig :
De heer A. Van Oevelen, Voorzitter ;
De heren J. Vannerom, R. Steennot, A. Guigui, leden
Mevrouw N. Spruyt, lid.

Datum : 11 september 2018

1. BESCHRIJVING VAN DE KLACHT
Verzoeker was houder van een effectenrekening bij bank A en was bij deze bank geen bewaarloon verschuldigd.
Inmiddels is Bank A gefusioneerd met bank B en is de effectenrekening getransfereerd naar bank B met een nieuw rekeningnummer.
Bank B heeft de houders van effectenrekeningen bij de ex-bank A vóór de fusie geïnformeerd dat alle voorwaarden en reglementen van de ex-bank A nog het hele jaar van toepassing zouden blijven. Alleen voor nieuwe verrichtingen sinds de datum van de fusie zullen de tarieven van bank B van toepassing worden.
Verzoeker gaat er niet mee akkoord dat hij voortaan een bewaarloon zal verschuldigd zijn, omdat hij niet gevraagd heeft om de fusie. Hij is van oordeel is dat bank B de vroegere voorwaarden van bank A moet blijven naleven. Zo niet, wenst hij dat bank B geen transferkosten bij een eventuele overdracht van de effecten naar een andere bank zou aanrekenen.
2. STANDPUNT VAN DE BANK
De bank voert aan dat artikel VII. 15 van het Wetboek Economisch Recht niet van toepassing is op effectenrekeningen (art VII.3.9° Wetboek Economisch recht) en dat het feit dat bank B in 2018 geen bijkomende kosten aanrekent, reeds een commerciële geste is. Wat het niet aanrekenen van transferkosten betreft, antwoordt de bank dat verzoeker in geval van een transfer van effecten naar een andere bank, de transferkosten alsnog kan recupereren bij de overnemende bank.
3. ADVIES VAN DE EXPERTEN
Overeenkomstig artikel 78 van de wet van 25 april 2014 is de fusie tussen bank A en bank B aan derden tegenwerpelijk geworden na de publicatie van de toestemming van de toezichthouder (ECB/NBB). Deze bekendmaking is gebeurd in het Belgisch Staatsblad. De instemming met de fusie van de klanten van de overgenomen bank is juridisch als zodanig niet vereist.
Wat de overheveling van rekeningen bij een fusie tussen banken betreft, gelden als algemene principes dat de overnemende bank producten en diensten moet aanbieden die het dichtst aansluiten bij de producten en diensten van de overgenomen bank en dat de klanten van de overgenomen bank moeten geïnformeerd worden over de modaliteiten van deze overheveling.
Wanneer de overheveling van een effectenrekening gepaard gaat met eenzijdig bepaalde tariefwijzigingen (bijvoorbeeld het in de toekomst aanrekenen van een bewaarloon), is het College van oordeel dat de klanten van de overgenomen bank op grond van artikel VI.83, 2° van het Wetboek van Economisch Recht beschikken over het recht om hun rekening kosteloos op te zeggen voorafgaandelijk aan het van kracht worden van de nieuwe tarifering.
Bovendien meent het College dat in dit geval het opzegrecht niet mag uitgehold worden door het aanrekenen van transferkosten overeenkomstig paragraaf 54 van het arrest van het Europees Hof van Justitie van 21 maart 2013 (in zaak C-92/11 RWE Vertrieb AG tegen Verbraucherzentrale Nordrhein-Westfalen eV).
4. BESLUIT VAN DE OMBUDSMAN
De Ombudsman stelt vast dat het College bevestigt dat verzoeker als klant van de overgenomen bank over een opzegrecht beschikt. Verzoeker beschikt over het recht om zijn rekening kosteloos op te zeggen voor dat de nieuwe tarifering van kracht wordt. De kostenloosheid mag niet de facto uitgehold worden door het aanrekenen van transferkosten.
De Ombudsman heeft gevraagd aan de bank om de voorziene transferkosten niet aan te rekenen.