Vorige

Beleggingen, pensioensfondsen en effecten – Aan-/verkoop van effecten (Execution only) – Andere – Fondsen

2019.4171


THEMA


Beleggingen, pensioensfondsen en effecten – Aan-/verkoop van effecten (Execution only) – Andere – Fondsen


ADVIES


Aanwezig :

De heer A. Van Oevelen, Voorzitter ;

De heren J. Vannerom, R. Steennot, A. Guigui, leden

Mevrouw N. Spruyt, lid.


Datum : 26 april 2019


1.DE FEITEN

Begin mei 2018 gaf klager een verkoopopdracht aan de bank voor het Arkimedesfonds. De bank wees hem erop dat er kosten zouden bij komen en dat het raadzaam zou zijn te wachten tot de vervaldatum.


Enkele maanden later werden de houders van dit fonds door de bank ingelicht dat zij beroep konden doen op de gewestwaarborg. De bank plaatste hiertoe een bericht in de homebanking van de klager met het verzoek binnen de maand te laten weten of hij beroep wilde doen op de gewestwaarborg.

Hij was in die periode gedurende 2 weken op vakantie en hij heeft het bericht van de bank niet tijdig gezien.

Hij had de beleggingen bij de bank afgebouwd, met uitzondering van het Arkimedesfonds en hij gebruikte zijn rekening bij de bank blijkbaar nog maar sporadisch.


Daar hij thans geen beroep meer kan doen op de gewestwaarborg is het niet duidelijk wat hij zal ontvangen uit hoofde van de liquidatie van het fonds.


Hij is van oordeel dat de bank met hem rechtstreeks contact had kunnen opnemen, bv. telefonisch of per mail op zijn emailadres.


2.STANDPUNT VAN DE BANK

De bank is van oordeel dat klager na de ontvangst van het bericht van de bank in zijn digitale inbox op 15 september 2018 nog tot 15 oktober 2018, m.a.w. een maand de tijd had om zijn beslissing aan de bank kenbaar te maken. Hij was weliswaar op vakantie in het buitenland tussen 17 en 28 september 2018, maar nadien had hij nog voldoende de tijd om de bank te informeren.


Artikel I.17.1§2 van de Algemene Bankvoorwaarden voorziet: ‘De correspondentie, waaronder ook rekeningafschriften en andere berichten, documenten en informatie kunnen eveneens via elektronische weg en digitale kanalen voor bankieren op afstand, per sms, door middel van een magnetische informatiedrager of via een externe digitale brievenbus ter beschikking van de klant wordt gesteld.


De bank heeft het recht om een mededeling die per gewone brief kan geschieden, via de digitale kanalen voor bankieren op afstand, per sms, per fax of per elektronische post te doen, voor zover de klant een gsm-nummer, faxnummer of e-mailadres heeft opgegeven of gebruikt.


Bovendien verwijst de bank naar haar algemene voorwaarden I.17.2, waarin wordt bepaald:

“Een klant aan wie de rekeninginformatie en andere informatie via elektronische kanalen voor bankieren op afstand of andere door de bank aangeboden digitale kanalen ter beschikking worden gesteld, moet minstens om de veertien dagen kennisnemen van zijn niet-commerciële berichten.”

Bij vorige gelegenheden werd klager telkens ingelicht met een bericht in zijn digitale inbox. Hij was dus vertrouwd met deze werkwijze.


De bank erkent dat artikel VII.24 §2 van het Wetboek Economisch Recht voorziet in een verplichting om wijzigingen aan een raamcontract met betrekking tot een betalingsdienst op een duurzame drager te ‘verstrekken’. Dit artikel heeft het over een ‘actief bezorgen’ van de informatie op een duurzame drager.


Zij beroept echter zich op artikel VII.3, § 1, 9°, van het Wetboek van Economisch Recht, dat bepaalt dat titels 1 tot 7 van dit boek, waaronder ook titel 3 over de betalingsdiensten, niet van toepassing zijn op “betalingsdiensten in verband met dienstverlening op effecten, met inbegrip van uitkeringen van dividend, inkomsten en dergelijke, en aflossing en verkoop, uitgevoerd door personen als bedoeld onder 8° of door beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, instellingen voor collectieve belegging of vermogensbeheerders die beleggingsdiensten aanbieden, alsmede andere instellingen aan welke bewaarneming van financiële instrumenten is toegestaan.”


Er werd niet voorzien in een wettelijke verplichting om berichtgeving met betrekking tot corporate actions ‘actief’ aan de klant te bezorgen.


De bank meent dat ze voldoende inspanningen deed om hem op de hoogte te brengen van de mogelijkheid om beroep te doen op de gewestwaarborg.



3.ADVIES VAN DE EXPERTEN

Op basis van de hierboven vermelde feitelijke gegevens is het College van Experten van oordeel dat de bank zich terecht beroept op voormelde bepaling uit haar Algemene Bankvoorwaarden en op voormelde bepaling van artikel VII.3, § 1, 9°, van het Wetboek van Economisch Recht.

Bovendien had verzoeker na zijn terugkeer uit vakantie op 28 september 2018 nog tot 15 oktober 2018, d.w.z. meer dan veertien dagen, de tijd om zijn beslissing ter kennis te brengen van de bank, wat ruimschoots voldoende is.


4.BESLUIT VAN DE OMBUDSMAN

De Ombudsman sluit zich aan bij het advies van het college.