Vorige

Beleggingen, pensioensfondsen en effecten – Aan-/verkoop van effecten (Execution only) – Andere (bv. loket) – Fondsen

2020.2892

THEMA

Beleggingen, pensioensfondsen en effecten – Aan-/verkoop van effecten (Execution only) – Andere (bv. loket) – Fondsen

ADVIES

Aanwezig :

De heren J. Vannerom, R. Steennot, A. Guigui, P D’Haen, leden
Mevrouw N. Spruyt, lid.

Datum : 20 oktober 2020

1. KLACHT
De klacht van de Verzoeker betreft de laattijdige uitvoering van zijn opdracht tot verkoop van zijn effecten door de bank.
Hij heeft op 12 februari 2020, toevallig voor de Coronacrisis, aan zijn lokaal bankkantoor opdracht tot verkoop van zijn effecten gegeven. Hij heeft opdracht gegeven via een aangetekende brief. Hij gaf opdracht om alle fondsen uit zijn effectenrekening te verkopen, alsook om zijn 200 vennotenaandelen opgenomen in zijn aandeelhoudersrekening te verkopen. Deze opdracht werd echter veel te laat uitgevoerd door de bank, namelijk op 28 februari en 2 en 3 maart 2020.
Zijn waardeverlies zou ongeveer 16.000 euro bedragen.
2. STANDPUNT VAN DE BANK
Verzoeker heeft op woensdag 12 februari 2020 zijn opdracht tot verkoop van fondsen via aangetekende zending naar het agentschap gestuurd. Aangezien deze zending niet aan een persoon afgeleverd kon worden, werd door de postbode een bericht achtergelaten. Het bewuste schrijven kon dus pas ten vroegste op vrijdag 14 februari 2020 op het postkantoor afgehaald worden.
Bij ontvangst van de brief werd de agent met een aantal problemen geconfronteerd:
- Hij kent Verzoeker niet. Hij was immers klant in een ander kantoor dat op 1 oktober 2019 werd overgenomen door zijn huidige agent.
- De bank aanvaardt geen opdrachten per brief (cfr. artikel 1.5.1 van het Algemeen Reglement der Bankverrichtingen (hierna ARV)) want brieven kunnen vervalst worden. Hij wist dit of behoorde dit te weten, gelet op zijn in het verleden gegeven orders.
- De opdracht was onvoldoende duidelijk/precies en stemde niet overeen met de producten die hij bij de bank aanhield.
Hierop contacteerde de agent de Verzoeker telefonisch om zich te vergewissen van zijn identiteit en van zijn intenties. Aan hem werd meegedeeld dat de opdrachten niet konden uitgevoerd worden, aangezien deze zoals hierboven gesteld in het agentschap gegeven moeten worden. Gelet op het negatieve beursklimaat omwille van de wereldwijde uitbraak van het Coronavirus, besliste de agent alsnog om de opdracht uit te voeren op basis van de brief en het telefonisch onderhoud en dit om de verdere verliezen te beperken en gezien hij blijkbaar ook niet bereid was om naar het agentschap te gaan. Naar alle waarschijnlijkheid waren de verliezen verder opgelopen indien de uitvoering van de opdracht nog langer uitgesteld werd door de agent.
Hij ontving de tegenwaarde van de effectenportefeuille op 2 maart 2020, 3 maart 2020 en 4 maart 2020 op zijn gemandateerde spaarrekening en heeft toen deze transacties niet betwist.
Een klant kan reeds uitgevoerde orders in financiële instrumenten betwisten, maar hij dient dit binnen een termijn van 2 dagen ter kennis te brengen van de bank.
De bank verwees hiervoor in haar antwoord van 25 juni 2020 naar artikel 1.5.6 ARV:
"De klant kan overeenkomstig artikel 1.9.4. de rechtzetting van verrichtingen vragen. Deze rechtzettingen dienen onverwijld te worden gevraagd d.i. zodra het feit gekend is. Bovendien geldt een vervaltermijn die afhankelijk is van de aard van de dienst en de klant en waarna het niet meer mogelijk is een rechtzetting te vragen, zelfs als het probleem pas nadien wordt vastgesteld.
De klant-consument moet elke betwisting omtrent:
-...
-orders in financiële instrumenten binnen de 2 dagen ter kennis brengen van de bank.
Indien deze termijnen overschreden zijn, wordt elke niet betwiste verrichting geacht juist te zijn en goedgekeurd door de klant en verliest de klant elk recht tot rechtzetting."
Hij heeft deze transacties pas op 27 mei 2020 betwist en dus pas ruim 2,5 maanden na creditering van zijn rekening. De betwisting is volgens de bank dus ruimschoots te laat.

3. ADVIES VAN DE EXPERTEN
Het feit dat de Verzoeker pas op 17 februari 2020 gevolg gaf aan het telefonisch verzoek van het lokale agentschap van de bank van 14 februari 2020 om fysiek zich te identificeren en het order te bevestigen, is wel degelijk van belang. Verzoeker was immers nalatig door zijn initiële order per aangetekend schrijven te verzenden, wetende dat dergelijke orders per aangetekend schrijven niet aanvaard worden. Getuige ook het feit dat Verzoeker in het verleden wel op de correcte wijze orders doorgaf aan de bank, hetgeen hij niet betwist.
Het verzoek van de bank om orders per brief niet te aanvaarden is legitiem, gelet op de vigerende anti-witwasbepalingen en het verhoogd risico op fraude indien er geen fysieke controle van de identiteit van de persoon van verzoeker kan plaatsvinden. Het argument van Verzoeker dat zijn e-ID nog geldig was, doet hier niet ter zake.
Gelet op de nalatigheid van Verzoeker om het order initieel op een correcte wijze te geven, is het College van mening dat Verzoeker integraal aansprakelijk is voor de eventuele schade die hij zelf geleden heeft in de periode tussen het verzenden van de aangetekende brief (12 februari) en zijn bezoek ter verificatie van zijn identiteit in het lokale agentschap op 17 februari 2020.
Bovendien voegt Verzoeker zelf een stuk toe waaruit blijkt dat hij op 4 maart 2020 om 16:46 kennis heeft genomen van de uitvoering van zijn order. Van een diligent en zorgvuldig belegger mag men verwachten dat Verzoeker in de toekomst er goed aan doet om de niet-tijdige uitvoering van eventuele orders sneller te betwisten. Een termijn van 2,5 maand is onnodig lang.
Desalniettemin heeft deze verlate betwisting van Verzoeker geen impact op de fout en de omvang van zijn schade in de periode tussen 17 februari en uiterlijk 4 maart 2020 (datum waarop het laatste order werd uitgevoerd). Immers, de termijn van 2 dagen die voorzien is krachtens artikel 1.5.6 van het Algemeen Reglement van de Bankverrichtingen van de bank is enkel van toepassing wanneer de belegger een rechtzetting vraagt van een gegeven order. In casu heeft de bank het order correct doch ruimschoots te laat uitgevoerd. De tijd voor uitvoering van een order overschrijdt immers ruimschoots een redelijke termijn, wanneer de bank een order dat bevestigd wordt op 17 februari 2020 (datum waarop verzoeker in het agentschap zichzelf identificeerde en zijn order doorgaf) pas uitvoert op respectievelijk 2 maart, 3 maart en 4 maart 2020. De bank moet als gereglementeerde onderneming, overeenkomstig artikel 28, § 1 van de Wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, bij het uitvoeren van orders alle toereikende. maatregelen nemen om het best mogelijke resultaat voor haar cliënten te behalen, rekening houdend met de prijs, de kosten, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering en afwikkeling, de omvang, de aard van het order en alle andere voor de uitvoering van het order relevante aspecten (zie ook art. 67 van de gedelegeerde verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn). De termijn die de bank in casu nam voor de uitvoering van de orders is niet verzoenbaar met deze wettelijke verplichting.
De bank beging dus een contractuele fout bij de uitvoering van het order. Zij is integraal aansprakelijk voor de schade die de consument lijdt in de periode tussen 18 februari 2020 (dag na ontvangst van het order) en respectievelijk 2 maart, 3 maart en 4 maart 2020.
4. BESLUIT VAN DE OMBUDSMAN
De Ombudsman sluit zich aan bij het advies van de experten. De Ombudsman vraagt aan de bank om aan Ombudsfin een berekening te bezorgen van de geleden schade in de periode tussen 18 februari 2020 en respectievelijk 2 maart, 3 maart en 4 maart 2020. Op basis van het advies van de experten vraagt de Ombudsman om tussen te komen in deze schade.