Vorige

Beleggingen, pensioensfondsen en effecten – aan-/verkoop van effecten (Execution only) - online-verrichtingen - andere (optie, STRIP,…)

2018.439

THEMA

Beleggingen, pensioensfondsen en effecten – aan-/verkoop van effecten (Execution only) - online-verrichtingen - andere (optie, STRIP,…)

ADVIES

Aanwezig :
De heer A. Van Oevelen, Voorzitter ;
De heren J. Vannerom, R. Steennot, A. Guigui, leden
Mevrouw N. Spruyt, lid.

Datum : 16 mei 2018

1. BESCHRIJVING VAN DE KLACHT
Op 6 februari 2018 geeft verzoeker vanuit zijn beleggingsrekening een verkooporder ter waarde van 370.997,15 euro.
Twee dagen later, op 8 februari 2018, is er nog geen overboeking gebeurd. Verzoeker neemt dan telefonisch contact op met de bank, die hem meedeelt dat de waarde van de verkooporder die is welke hij op het scherm van zijn computer zag bij het geven van zijn opdracht.
Op 9 februari 2018 ziet verzoeker op zijn rekening dat hem 360.794 euro werd gestort, m.a.w. ruim 10.000 euro minder.
Na een telefonisch contact met een medewerker van de bank blijkt dat wat verzoeker zag, ‘oud’ was. Verzoeker is van oordeel dat hij misleid is. Er was immers geen enkele waarschuwing op het scherm van zijn computer dat hij niet de juiste koers kreeg toen hij de verkoopopdracht gaf en evenmin nadien. Verzoeker vraagt dat de bank hem het oorspronkelijk meegedeelde bedrag betaalt.
2. STANDPUNT VAN DE BANK
De bank argumenteert dat de waarde die de cliënt ziet bij het invoeren van een verkoopopdracht, indicatief is. De cliënt verkoopt immers altijd het aantal aandelen dat er tegenover staat, en de effectieve waarde van die aandelen is pas twee à drie bankwerkdagen later bekend.
De bank begrijpt dat dit vervelend is voor haar cliënten en dat ze dit in de toekomst beter expliciet zou vermelden op haar website, maar zij is van oordeel dat verzoeker de aandelen heeft verkocht tegen een faire prijs, namelijk de netto-inventariswaarde van de dag waarop hij het order invoerde.
De bank wijst er ook op dat de bepaling van de netto-inventariswaarde bij een beleggingsfonds, zoals weergegeven op het scherm waarop verzoeker het verkooporder ingeeft, gebeurt conform de bepalingen van het compartiment van de bevek van de bank, waarvan de verzoeker verklaart bij de opening van de rekening er kennis van te hebben genomen. Aangezien verzoeker zijn verkooporder heeft gegeven op 6 februari 2018 vóór 12 uur, heeft hij verkocht tegen de netto-inventariswaarde van 6 februari, die berekend moest worden op 8 februari en die gepubliceerd werd op 9 februari 2018.
3. ADVIES VAN DE EXPERTEN
In de door verzoeker gegeven verkoopopdracht is er sprake van de huidige waarde. Op het scherm dat verzoeker te zien krijgt, wordt niet meegedeeld dat dit niet de koers is waartegen de effecten effectief verkocht zullen worden, zodat de cliënt, zoals verzoeker, ervan uit mocht gaan dat de meegedeelde koers ook de koers was waartegen effectief verkocht zou worden. Het College van Experten is dan ook van oordeel dat verzoeker niet correct werd geïnformeerd door de elementen die hij op het scherm te zien kreeg bij het geven van zijn opdracht. De bank is hier tekortgeschoten aan de precontractuele informatieverplichting die op haar rust, niet alleen krachtens de algemene regels van het contractenrecht, maar ook op grond van artikel 27bis, § 1, eerste zin van de wet van 2 augustus 2002 “betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten”, dat als volgt luidt : “Bij het aanbieden of verstrekken van financiële producten of diensten moeten alle door de gereglementeerde onderneming aan cliënten of potentiële cliënten verstrekte informatie, met inbegrip van publicitaire mededelingen, correct, duidelijk en niet misleidend zijn.”
Het College van Experten is echter van oordeel dat er geen oorzakelijk verband is tussen deze tekortkoming van de bank aan haar precontractuele informatieverplichting en de schade die verzoeker beweert te hebben geleden door de daling van de waarde van de aandelen die hij heeft verkocht. Om die reden is het College van Experten van oordeel dat de eis van verzoeker moet worden afgewezen. Dit neemt echter niet weg dat aan de bank het advies wordt verleend om transparanter te zijn in haar communicatie met haar cliënten betreffende de elektronische verkooporders die door deze laatsten worden gegeven.
4. BESLUIT VAN DE OMBUDSMAN
Het probleem dat zich in dit dossier voordeed, was dat verzoeker de correcte verkoopprijs ontvangen heeft, maar dat hij zich op basis van wat hij op het scherm gezien had, aan een ander (hoger) bedrag verwachtte.
Op het moment dat hij de verkoopopdracht gaf, moest de inventariswaarde van het product waaraan de verkoop zou doorgaan, nog berekend worden. Dit wordt duidelijk voorzien in de prospectus bij het product.
Het College bevestigt dat de bank te kort schoot in haar informatieverplichting en vraagt dat de bank haar communicatie naar de cliënten toe duidelijker maakt, zodat de cliënten verwittigd worden dat het bedrag berekend aan de ‘huidige’ waarde niet het bedrag is dat ze zullen ontvangen uit de verkoop.
De Ombudsman sluit zich aan bij het advies van de experten en doet de aanbeveling naar de bank toe om haar informatie op dit punt aan te passen zodat de cliënten correct geïnformeerd worden.