Vorige

Beleggingen, pensioensfondsen en effecten – Advies - Niet-klassieke obligaties

2018.3401

THEMA

Beleggingen, pensioensfondsen en effecten – Advies - Niet-klassieke obligaties.

ADVIES

Aanwezig :
De heer A. Van Oevelen, Voorzitter ;
De heren J. Vannerom, R. Steennot, A. Guigui, leden
Mevrouw N. Spruyt, lid.

Datum : 18 december 2018

1. BESCHRIJVING VAN DE KLACHT
Het inschrijvingsorder op een obligatie in EUR voor een benaderende waarde van 101.000,00 EUR werd aan klager in het bankkantoor ter ondertekening aangeboden op 3 december 2016.
Klager ontkent dat hij –zoals nochtans vermeld op het inschrijvingsorder- met kennis van zaken en op eigen verantwoordelijkheid heeft ingetekend op dit product. Er was geen werkelijke wilsovereenstemming. Ook klopt het niet dat de bank hem zou geadviseerd hebben niet in te tekenen op dit product.
Klager vraagt nu de vernietiging van dit order en de bijstorting van het bedrag in een van zijn levensverzekeringscontracten met ingang van 3 december 2016. De bijstorting van dit bedrag in een levensverzekering was immers zijn initiële verzoek. De bank wilde dit echter niet toestaan en adviseerde klager de obligatie omdat dat het voordeligst was.
Uit de details van de effectenrekening blijkt dat de waarde van betrokken effect aanzienlijk is gedaald. Er is geen reden om nog enig vertrouwen te hebben in deze belegging.
2. STANDPUNT VAN DE BANK
De klant vraagt maar liefst 2 jaar na inschrijving om haar inleg te switchen van de ene naar de andere belegging. Het is logisch dat een dergelijke vraag niet wordt ingewilligd zonder gegronde reden.
De kantoormedewerker heeft een correcte werkwijze gehanteerd tijdens de klantcontacten. De bank concludeert dat er voldoende goede professionele relatie is tussen de relatiebeheerder en de klant.
In hoofdzaak heeft de klant het inschrijvingsformulier ondertekend, waarmee ze zich verbindt tot inschrijving conform alle gebruikelijke voorwaarden.
De bank is niet bereid in te gaan op de wens van de klant.

3. ADVIES VAN DE EXPERTEN
Verzoekster beweert dat zij bij de contractsluiting niet instemde met de door de bank voorgestelde belegging in obligaties (een zeer defensief beleggingsproduct). Daarom vraagt verzoekster de nietigheid van deze belegging en verzoekt zij de bank om het initiële bedrag van deze belegging te investeren in een levensverzekering.
De belegging werd afgesloten op 2 december 2016 voor een bedrag van 100.000 euro, met een contractuele vervaldag in 2026. Het bedrag werd gestort op 21 december 2016. Op regelmatige basis ontving verzoekster gedurende de afgelopen twee jaren rente op dit beleggingsproduct en informatie hierover.
Per brief van 23 augustus 2018 vraagt verzoekster de vernietiging van het inschrijvingsorder en de bijstorting in levensverzekering. Vernietiging wordt gevraagd wegens een beweerd gebrek aan wilsovereenstemming. Verzoekster meent dat zij initieel op 3 december 2016 deze bijstorting in haar levensverzekering reeds had gevraagd.
Verzoekster draagt de bewijslast om het gebrek aan wilsovereenstemming aan te tonen. Verzoekster legt echter geen enkel bewijs van het gebrek aan wilsovereenstemming voor. Integendeel, uit het dossier blijkt dat verzoekster gedurende de afgelopen twee jaren geen enkele betwisting noch klacht heeft geuit over de belegging in obligaties, terwijl zij nochtans op regelmatige tijdstippen informatie over en rente van dit product ontving. De stukken van het dossier bevestigen nergens haar stelling, namelijk dat zij initieel reeds een bijstorting in het levensverzkeringscontract zou hebben gevraagd. Verzoekster toont ook niet aan dat zij gedwaald zou hebben noch dat de bank bedrog zou hebben gepleegd. Aldus meent het College van Experten dat er geen gebrek aan wilsovereenstemming is en dat de belegging op 2 december 2016 geldig werd aangegaan.
Het College van Experten stelt daarentegen wel vast dat de bank een ernstige fout heeft begaan door – ondanks een duidelijke wettelijke verplichting – geen beleggingsprofiel van verzoekster op te stellen. In het contract van 2 december 2016 wordt immers uitdrukkelijk vermeld dat er geen beleggingsprofiel werd opgemaakt. Het 'negatieve advies' van de bank was louter gebaseerd op de grootte van de beleggingsportefeuille die verzoekster destijds bij de bank aanhield.
De bank schond hierdoor haar 'ken-uw-cliënt'-verplichting, vervat in artikel 27ter, § 2, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. De betrokken verrichting, namelijk het afsluiten van de belegging in obligaties, wordt - overeenkomstig artikel 30 van de voormelde wet van 2 augustus 2002 - geacht het gevolg te zijn van de door de bank begane schending van de gedragsregels (de zogenaamde transactie-causaliteit).
De bank moet bewijzen dat deze belegging ook zou zijn afgesloten indien zij een beleggingsprofiel zou hebben opgesteld. De bank laat na dit tegenbewijs te leveren. Loutere verwijzingen naar interne documenten, zonder deze aan de cliënte te bezorgen, zijn onvoldoende om dit tegenbewijs te leveren.
Verzoekster heeft door de tegenvallende beursresultaten schade geleden. De bank moet de schade van verzoekster, die bestaat uit de gederfde winst, vergoeden.
In het licht van deze manifeste niet-naleving van een gedragsregel is het onrechtvaardig om verzoekster tot de eindvervaldag in 2026 te laten wachten om deze schade concreet te begroten. Mede gelet op de uitdrukkelijke, recente vraag van verzoekster tot herbelegging in levensverzekering, meent het College dat de billijkheid gebiedt dat de bank de obligaties van verzoekster dient te verkopen en kosteloos dient om te zetten in haar levensverzekering.
4. BESLUIT VAN DE OMBUDSMAN
De Ombudsman sluit zich aan bij de analyse van het College van Experten en beveelt de bank aan de obligaties te verkopen en kosteloos om te zetten in de levensverzekering van verzoekster.
De voorgestelde oplossing impliceert dat verzoekster (door de vroegtijdige verkoop) geen verlies lijdt op vlak van kapitaal en dat de verkoop en omzetting geen andere/extra kosten genereert voor haar dan de kosten die zij had moeten betalen indien het kapitaal initieel was gestort in het levensverzkeringscontract.