Vorige

Beleggingen, pensioensfondsen en effecten - Aan-/verkoop van effecten (Execution only) - Online-verrichtingen - Niet-klassieke obligaties

2018.1732

THEMA

Beleggingen, pensioensfondsen en effecten - Aan-/verkoop van effecten (Execution only) - Online-verrichtingen - Niet-klassieke obligaties

ADVIES

Aanwezig :
De heer A. Van Oevelen, Voorzitter ;
De heren J. Vannerom, R. Steennot, A. Guigui, leden
Mevrouw N. Spruyt, lid.

Datum : 9 oktober 2018

1. BESCHRIJVING VAN DE KLACHT
Als volmachthouder van de effectenportefeuille van zijn oom gaf de klager op 15 januari 2018 de bank via homebanking het aankooporder om 100.000 EUR aan obligaties aan te kopen. In de homebanking-tool koos klager voor de standaardoptie, getiteld "best execution – 50,00%". Klager legde een limietkoers vast van 58,00 %. De tweede optie – zijnde de optie "Euronext" – werd niet gekozen. Op het detail van dit order vermeldde de bank bij 'type verrichting' evenwel 'aankoop beurs'.
Op het ogenblik van het plaatsen van het order was de handel van deze obligatie op Euronext geschorst, conform een beslissing van de FSMA op 22 december 2017 (om 11 u 58). De handel werd na een nieuwe mededeling van de FSMA hervat op 16 januari 2018 om 9 u 49, daags na het plaatsen van het order.
De dag van de hervatting van de handel vroeg klager aan zijn relatiebeheerder om toelichting en bevestiging van zijn aankooporder. Klager stelde immers vast dat dit nog niet was uitgevoerd, hoewel diezelfde ochtend vier gelijkaardige transacties op Euronext waren uitgevoerd tegen een koersprijs van 54,01 %. Klager wees in zijn vraagstelling tevens op de Best Execution-verplichting van de bank, zoals deze voortvloeit uit artikel 27 van de Richtlijn 2014/65/EU (beter gekend als MiFID II).
Pas op 12 februari 2018 – bijna een maand na verzoek van de klager– deelde de bank mee dat het aankooporder nog niet werd uitgevoerd omdat de vraagprijs ten gevolge van de eerdere schorsing van de handel, de limietkoers nog steeds overschreed. Er werd niet geantwoord op de vraag inzake 'Best Execution'. Deze vraag werd pas op 30 april 2018, zij het zeer summier, beantwoord.
Het is pas in het kader van de behandeling van deze klacht door Ombudsfin dat de bank verwees naar haar Orderuitvoeringsbeleid van 3 januari 2018. In dit beleid wordt bepaald dat Best Execution bij obligaties impliceert dat zij over-the-counter (hierna 'OTC') worden uitgevoerd. Klager stelt dat hij hier niet van op de hoogte was. Voor hem wordt “best execution” altijd behandeld waar het meest volume is.
2. STANDPUNT VAN DE BANK
De handel in de betrokken obligatie was op last van het FSMA geschorst sinds 22 december 2017 om 11h58, en werd hervat op 16 januari 2018 om 9h49.

Bij het inbrengen van het aankooporder op 15 januari 2018 koos de klager voor “best execution” terwijl de optie “Euronext” als specifieke instructie (marktorder) ook voorhanden was.

Wanneer de bank een specifieke instructie aanvaardt met betrekking hoe het order moet worden uitgevoerd, of een specifiek aspect van het order (bvb keuze van een bepaalde, aanvaarde plaats van uitvoering, keuze van een specifieke koerslimiet) kan dat de bank verhinderen om haar beleid toe te passen en de toereikende regelingen aan te wenden om het best mogelijke resultaat te behalen.
De uitvoering van orders kan ook worden beïnvloed door de heersende marktomstandigheden (waaronder liquiditeits-, volatiliteits- of wisselkoersschommelingen), omstandigheden met betrekking tot de emittent of de financiële instrumenten en hun onderliggende activa, een onderbreking of opschorting van de handel in een effect, marktregels of regels van plaatsen van uitvoering, plaatselijke wetgeving, markttoegang, de normale handelsuren, stillegging van de handel en drempels voor automatische schorsing van de handel.

MIFID II verplicht beleggingsondernemingen om alle toereikende maatregelen te nemen om bij het uitvoeren van orders systematisch het best mogelijke resultaat voor hun klanten te behalen (“Optimale Uitvoering”).
De standaard optie "Best Execution" is erop gericht om de meest voordelige marktplaats voor de uitvoering van het order van de klant te kiezen, in overeenstemming met het orderuitvoeringsbeleid van de bank. Als de klant een andere beschikbare markt selecteert, dan wordt het order beschouwd als een "specifieke instructie". Dergelijke instructie kan de bank beletten om alle toereikende maatregelen te nemen om het best mogelijke resultaat te behalen en kan aanleiding geven tot extra kosten.

“Best Execution” impliceert dat orders kunnen worden uitgevoerd op:
• een gereglementeerde markt (“RM”)
• een multilaterale handelsfaciliteit (“MTF”)
• een georganiseerde handelsfaciliteit (“OTF”)
• via een systematische interne afhandeling (“SI”)
• of over-the-counter waarbij de bank rechtstreeks handelt tegen haar eigen boek (“OTC”).

De klant dient zijn voorafgaande uitdrukkelijke toestemming te verlenen voor een mogelijke uitvoering van zijn order buiten een handelsplatform (“RM”, “MTF” of “OTF”).

Voor dit order werd door de klager gekozen om zijn order in “best execution” uit te voeren. Door een limiet in te geven beperkt hij sowieso al de best execution verplichtingen van de bank. Zoals aangegeven in het orderuitvoeringsbeleid van de bank, biedt de bank twee manieren van uitvoering aan, namelijk: voor eigen rekening (tegenover eigen boek) of RTO. Voor obligaties is dat OTC. In dit orderuitvoeringsbeleid verduidelijkt de bank ook de uitvoeringsplaats voor dergelijke producten, namelijk:

OBLIGATIES, GELDMARKTINSTRUMENTEN, GESTRUCTUREERDE FINANCIËLE INSTRUMENTEN,
EFFECTENFINANCIERINGSTRANSACTIES, TERMIJNCONTRACTEN, SWAPS EN ANDERE NIET-BEURSVERHANDELDE DERIVATEN
Plaats van uitvoering : bank handelend tegen haar eigen boek (over-the-counter/beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling).
Dus met betrekking tot MIFID II en Best Execution heeft de bank voor dit order de werkwijze gevolgd zoals beschreven in het orderuitvoeringsbeleid.
De 4 orders van 100.000 EUR met uitvoering op 16/01 (Opening Auction) waren reeds in het orderboek op Euronext aanwezig sinds 8 januari 2018. Het betrof hier marktorders en geen best execution orders. Op 15 januari was er geen koersvorming omdat deze obligatie nog steeds geschorst was. De traders van de bank probeerden uitvoering te krijgen van hun order maar gezien de koerslimiet van de klager (BID) hoger was dan de gevraagde koers (ASK) moet men hier spreken van “crossed” orders waarbij Euronext op zoek gaat naar een koersevenwicht.
De traders van de bank hebben volgens het best execution principe, weldegelijk geprobeerd op 15/01 om het order op de beurs uit te voeren, maar dit lukte niet; de waarde lag bovendien “crossed” (bid lag hoger dan offer, wat normaliter resulteert in een aanpassing door Euronext naar evenwichtsniveau vooraleer orders te laten passeren – iets dat evenmin gebeurde sinds enkele weken).
Voor orders zoals deze checkt de bank zelf of uitvoering mogelijk is, OTC of op de beurs. Er waren echter niet genoeg offers op Euronext om na de reeds ingelegde orders nog meer bonds op 54,01% te handelen. Aangezien het volgende offer veel hoger lag dan limiet klager, kon dit order geen uitvoering krijgen aan 58%. De traders van de bank mogen best execution orders niet overnight laten staan op einde van een beursdag. Het is hun taak om voor de klant steeds de markt te vinden met de voordeligste koers en dit kan enkel bij orders best execution en niet bij een marktorder. Het order van de klant lag niet permanent op Euronext omdat dit enkel gebeurt voor orders waar specifiek is aangegeven dat het op de beurs belegd moet worden (marktorder). De bank kan nog melden dat op 03.10.2018 er slechts één order op Euronext is voor verkoop van 100.000 EUR aan een opportunistische koers van 100%, terwijl de obligatie noteert aan ongeveer 60%.
De bank wenst te herhalen dat de bank al het mogelijke heeft gedaan om het order van de klager uit te voeren volgens zijn instructies.
Tot slot wenst de bank aanvullend op te merken dat de klant perfect wist wat de betekenis was van een hangend order en dat hij wist dat dit nog kon worden aangepast. Mocht de klant wijzigingen hebben aangebracht op vlak van aankooplimiet, was het order mogelijk wel kunnen worden uitgevoerd.
3. ADVIES VAN DE EXPERTEN
Het College meent dat in de praktijk bij obligaties de meest optimale uitvoering doorgaans OTC is. Het orderuitvoeringsbeleid van de bank is op dit punt dus niet strijdig met artikel 28 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, dat artikel 27 MiFID II heeft omgezet in het interne Belgische recht. Luidens deze bepaling moet de bank als gereglementeerde onderneming bij het uitvoeren van orders alle toereikende maatregelen nemen om het best mogelijke resultaat voor klager te behalen, rekening houdend met de prijs, de kosten, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering en afwikkeling, de omvang, de aard van het order en alle andere voor de uitvoering van het order relevante aspecten. Het College brengt voorts in herinnering dat 'Best Execution' niet inhoudt dat een gereglementeerde onderneming verplicht zou zijn om in ieder concreet, individueel geval het best mogelijke resultaat te behalen. Enkel indien verzoeker gekozen had voor de specifieke instructie – lees de tweede, maar niet-standaard optie 'Euronext' - was de bank wel verplicht het aankooporder volgens die specifieke instructie onmiddellijk op Euronext uit te voeren.
Het College stelt echter vast dat de bank niet aantoont dat verzoeker bij het geven van zijn aankooporder kennis had van dit Orderuitvoeringsbeleid. Daarenboven merkt het College op dat de bank in de homebanking geen toelichting geeft aan verzoeker bij de beide opties. Meer bepaald licht zij nergens het verschil toe tussen de standaardoptie 'best execution' en de optie 'Euronext'. Een niet-professionele belegger wordt aldus bij het plaatsen van een aankooporder voor een obligatie door de huidige visuele voorstelling van de opties niet duidelijk en transparant geïnformeerd.
Wanneer de bank ervoor kiest om twee opties aan te bieden aan een niet-professionele cliënt, moet zij haar cliënt bij het maken van zijn keuze duidelijk informeren over het feit dat door het aanvinken van de standaardoptie hij bij het aankopen van obligaties kiest voor een OTC-transactie, m.a.w. een transactie buiten een gereglementeerde markt zoals Euronext. Deze informatieplicht geldt des temeer daar de bank door de woorden 'aankoop beurs' bij het detail van de verrichting de niet-professionele belegger misleidt over de plaats van de verrichting.
Het College is dan ook van oordeel dat de bank de gemeenrechtelijke informatieverplichting heeft geschonden.
De schade die verzoeker leed, was de gemiste kans om de obligatie te hebben kunnen aankopen op 16 januari 2018.
Bij de beoordeling van het oorzakelijk verband tussen deze fout en de opgelopen schade moet het College echter vaststellen dat verzoeker geen doorsnee-consument is. Uit zijn bericht van 16 januari 2018 blijkt duidelijk dat verzoeker over professionele informatie beschikte. Verzoeker beschikte dus over de kennis of minstens had hij zich op dat ogenblik nader moeten informeren over het feit dat de meest optimale plaats voor de uitvoering van obligaties, OTC is. Deze eigen fout van verzoeker droeg mee bij tot de schade voortkomend uit de gemiste kans.
Om die reden begroot het College de schade van verzoeker op een symbolisch bedrag van 100 euro.
4. BESLUIT VAN DE OMBUDSMAN
De Ombudsman weerhoudt als voornaamste besluit dat de bank in dit concrete dossier tekortgekomen is aan haar informatieverplichting.
Gezien het hier om de aankoop van obligaties ging waarvoor het orderuitvoeringsbeleid van de bank voorziet dat de standaard plaats van uitvoering OTC is (bank handelend tegen haar eigen boek), had de bank dit uitdrukkelijker moeten aangeven bij het invoeren van het order.
In dit geval had de klager de keuze tussen uitvoering onder “best execution” en uitvoering op Euronext. Er kan niet worden aangenomen dat elke klant weet dat, door te kiezen voor best execution, hij principieel bepaalde plaatsen van uitvoering uitsluit (i.c. Euronext). Uit de toelichting en vragen van de klager volgt duidelijk dat hij zich hier in ieder geval niet van bewust was.
Klager werd niet uitdrukkelijk geïnformeerd dat, door te kiezen voor “best execution”, het order sowieso OTC zou worden behandeld.
Ook uit de details van het order blijkt dit niet duidelijk, integendeel. Doordat de bank “aankoop beurs” vermeldt bij type verrichting, zou de klant er zelfs eerder vanuit kunnen gaan dat het order wél naar de beurs is doorgestuurd.
Op het moment dat klager bijkomende informatie vroeg over de reden van niet-uitvoering van het order, informeerde de bank nog steeds niet transparant/uitdrukkelijk over de voorziene uitvoering van het order op OTC. De details van het orderuitvoeringsbeleid in verband met obligaties (en dus standaard uitvoering OTC) werden pas duidelijk voor klager tijdens de behandeling van het dossier door Ombudsfin, wat ten zeerste kan worden betreurd.
De schade die klager door deze tekortkoming heeft geleden, is inderdaad een gemiste kans om te beleggen in deze obligatie, staat niet vast en zou sowieso zeer moeilijk begrootbaar zijn (geen absolute zekerheid van uitvoering van het aankooporder en geen zicht op de evolutie van de obligatie en hoe lang klager de eventueel verkregen obligatie zou hebben behouden). Om die reden herneemt de Ombudsman de geargumenteerde symbolische vergoeding die het College van experten heeft voorgesteld, namelijk 100 EUR.
De Ombudsman beveelt de bank aan positief gevolg te geven aan het verzoek tot vergoeding van dit bedrag.
Bovendien beveelt de Ombudsman haar aan rekening te houden met de opmerkingen op vlak van gebrekkige informatieverstrekking en de nodige aanpassingen te doen aan de schermen waarin orders betreffende obligaties worden ingevoerd (duidelijke informatie over plaats van uitvoering bij de keuze voor “best execution”), alsook in de bevestigingsschermen (niet spreken over “aankoop beurs”).