Vorige

Beleggingsadvies – voorwaarden geschiktheidstest gerespecteerd

 

2009.0518

 

THEMA

 

Beleggingsadvies – voorwaarden geschiktheidstest gerespecteerd.

 

ADVIES

 

Aanwezig :
De heer A. Van Oevelen, voorzitter;

Mevrouw L.-M. Henrion, plaatsvervangend voorzitter;
De heren F. de Patoul, P. Drogné, N. Claeys, L. Jansen, W. Van Cauwelaert, C.-G. Winandy, leden.

 

Datum : 19 januari 2010

 

 

I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

 

In mei 2008 werd door de verzoeker een belegging gedaan ter waarde van 200.000 EUR in Reverse Notes gekoppeld aan een bankaandeel met als vervaldatum 20 juni 2013. Aan de verzoeker wordt een Nederlandstalige samenvatting van de prospectus beschikbaar gesteld dat door de CBFA goedgekeurd werd.

 

De bovenvernoemde gestructureerde obligatie geeft aan de belegger de mogelijkheid om zich te laten uitbetalen in geld, op de eindvervaldag 5 jaar later, indien en voor zover de aandelenkoers (van de bankaandelen) meer bedraagt dan de helft van de koerswaarde ervan op 20.06.2008. Indien dit niet zo is, wordt de belegger terugbetaald in deze bankaandelen waarvan het aantal wordt berekend op basis van het bedrag waarmee is ingeschreven en op basis van de koers van 20.06.2008.

 

Bovendien wordt jaarlijks een coupon van 9% uitbetaald indien de koerswaarde van dat jaar meer bedraagt dan de helft van de koerswaarde van het betreffende bankaandeel op 20.06.2008.

 

Op het ogenblik van deze intekening bedroeg de waarde van de portefeuille van de verzoeker bij de bank 381.051 EUR. Deze was samengesteld uit diverse aandelen. Daarbovenop stond er 800.000 EUR op de termijnrekening.

 

Het beleggersprofiel, ingeschreven door de verzoeker, valt op dat moment onder de categorie LOW. Op 25 september 2009 heeft de verzoeker via het online systeem van de bank zijn beleggingsprofiel gewijzigd in MEDIUM.

 

De aandacht dient gevestigd te worden op de volgende verklaringen :

 

  • De afgelopen vijf jaar heeft hij transacties verricht van gemiddeld meer dan 10.000 EUR:

 

  • >12 transacties in geldmarktinstrumenten
  • <4 transacties in obligaties
  • <4 transacties in afgeleide producten

 

  • Hij heeft zijn beleggingen over meerdere financiële instellingen gespreid
  • Hij is eigenaar van meerdere onroerende goederen
  • Schatting van de som van alle liquiditeiten en beleggingen : meer dan 1.000.000 EUR

 

Verder verklaarde hij dat hij in geval vermindering van de waarde van de gedane beleggingen, meer aandelen zou kopen om de gemiddelde koers te verlagen.

 

Op het document van de intekening wordt vermeld dat het risiconiveau van de betreffende belegging 4 is op een schaal van 0 (laagste risico) tot 6 (hoogste risico). De belegging wordt geacht in overeenstemming te zijn met het beleggersprofiel van de verzoeker, zij het toegestaan in beperkte mate.

 

In september 2008, is hij overgegaan tot de aankoop van de aandelen FANNIE MAE ten belope van 12.204 USD.

 

Op 6 oktober 2008, naar aanleiding van de financiële instabiliteit, vraagt de verzoeker aan de bank voor de eerste maal -via de website- duidelijkheid omtrent de impact van deze omstandigheden op zijn belegging van mei 2008.

 

Talrijke e-mails werden gevoerd tussen de bank en de verzoeker.

 

Op 23 december 2008 wordt een laatste vergadering gehouden. Een commercieel voorstel wordt geformuleerd aan de verzoeker maar deze weigert hierop in te gaan.

 

De verzoeker wenst een integrale terugbetaling of een herneming van het commercieel voorstel van de bank. Verzoeker is namelijk van mening dat het risicogehalte van deze producten die de bank hem heeft aangeraden niet in overeenstemming is met zijn beleggingsprofiel LOW.

 

Verder haalt de verzoeker aan dat hem nooit het volledige uitgifteprospectus ter beschikking werd gesteld.

 

De door de bank aangevoerde argumentatie kan als volgt worden samengevat :

 

  • Met betrekking tot de klacht dat er geen volledige uitgifteprospectus is ter beschikking gesteld : Het volledige prospectus wordt nooit aan de klanten afgegeven. Wel is er een Nederlandse samenvatting, goedgekeurd door de CBFA ter beschikking gesteld.
  • Er heeft geen nationalisatie plaatsgevonden, dus er dient derhalve geen aanpassing te gebeuren.
  • Verzoeker heeft op 25.09.2008 zijn beleggersprofiel gewijzigd naar MEDIUM (in het kader van de aankoop van de aandelen FANNIE MAE) en diens ervaring in beleggingsmateries. Daarnaast was de verzoeker zeer goed op de hoogte van zijn beleggingsactiviteiten, want de verzoeker was een ervaren belegger. De omvang van zijn beleggingen alsook de complexe aard van de producten waarin hij belegde toont zijn kennis aan in de financiële producten en hun risico’s. De waarde van de totale beleggingen was op 21 mei 2008 1.175.676,52 EUR. Lettende op de andere beleggingen verricht door de verzoeker, kan men opmerken dat zijn belegging in de Reverse Notes ten belope van 200.000 EUR slechts een gering deel is van zijn portefeuille.

 

 

II. ADVIES VAN HET BEMIDDELINGSCOLLEGE

 

Het bemiddelingscollege stelt vast dat de betreffende belegging werd verricht in juni 2008 en dus valt onder art. 27 van de Wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en onder de bepalingen van de KB van 03/06/2007 met betrekking tot de nadere regels van de MiFID Richtlijn.

 

De Bank betwist niet dat de directeur van haar agentschap de verzoeker beleggingsadvies heeft verstrekt. Zij preciseert: “Bij het toetsen van een verkocht beleggingsproduct aan het door de klant goedgekeurde beleggingsprofiel controleren wij, conform MIFID-richtlijnen, of de klant oa. in staat is het financiële risico van dit product te dragen.”

 

De controle op de financiële draagkracht van de cliënt bij het verstrekken van beleggingsadvies wordt voorgeschreven door art. 27, § 4 van de Wet van 2 augustus 2002.

 

Beleggingsadvies wordt in art. 46, 9° van de Wet van 6 april 1995 gedefinieerd als volgt: “ Het doen van gepersonaliseerde aanbevelingen aan een cliënt, hetzij op diens verzoek hetzij op initiatief van beleggingsonderneming, met betrekking tot één of meer verrichtingen die betrekking hebben op financiële instrumenten”

 

Het College is van mening dat de beoordeling van de aanbeveling/het advies dient te gebeuren aan de hand van de criteria die worden opgesomd in art. 27, § 4 van de Wet van 2 augustus 2002 (‘suitability test’), zijnde : kennis en ervaring van de cliënt, diens financiële situatie en doelstellingen van diens investering.

 

Het College stelt dan ook vast dat de verzoeker beschikte over voldoende kennis en ervaring om de aard van de investering, alsook de risico’s die hiermee gepaard gaan te kunnen overzien. De samenvatting van de prospectus, die hij erkend te hebben gekregen, voorziet in een objectieve en vrij volwaardige uiteenzetting.

 

De belegging is doordacht gedaan door de verzoeker die verklaart meerdere malen gebeld te hebben met de bank alvorens tot de investering over te gaan.

 

Tenslotte komt de ervaring van de verzoeker tot uiting in het ‘Beleggersprofiel’ dat hij heeft aangemaakt. Vooral het feit dat hij reeds 4 transacties heeft verricht in afgeleide producten, toont aan dat de verzoeker beschikte over voldoende kennis en ervaring.

 

Bovendien wenst het College te benadrukken dat indertijd, toen de eerste moeilijkheden optraden, niets deed vermoeden dat de internationale financiële crisis zodanige dramatische gevolgen zou hebben voor de bank. Het betreffende product was inderdaad onbetwistbaar risicovol doch de onderliggende activa werden op de financiële markt evenwel lange tijd gekenmerkt door een periode van grote groei en stabiliteit.

 

Het College stelt echter wel vast dat het risico van de belegging niet beantwoordt aan het beleggersprofiel ‘LOW’, zelfs niet aan het beleggersprofiel ‘MEDIUM’, waarnaar het is gewijzigd door de verzoeker in september 2008. Het beleggingsadvies zou moeten gepaard gegaan zijn met een specifieke waarschuwing voor het risico dat het beleggersprofiel van de cliënt overstijgt en dat de bank bijgevolg deze investering niet kon/mocht aanbevelen.

 

Maar zelfs indien de fout van de bank bewezen wordt, stelt het College vast dat de houding van de verzoeker erop wijst dat hij ondanks de waarschuwingen die zouden gegeven zijn deze investering toch zou verricht hebben.

 

Het College merkt immers op dat de verzoeker drie maanden later zonder aarzelen zijn profiel heeft gewijzigd, opdat hij de indertijd extreem risicovolle FANNY MAE aandelen zou kunnen aankopen (wat onmogelijk was met zijn oorspronkelijk beleggersprofiel LOW). De verzoeker getuigt van een zekere neiging tot aankoop van risicovolle producten.

 

Lettend op deze feiten, oordeelt het College dat het commercieel voorstel van de Bank tot vergoeding van de coupons van twee jaar een voldoende toereikende tegemoetkoming is.

 

Tenslotte en indien zulke oplossing niet mogelijk blijkt te zijn, stelt het College vast dat de geleden schade slechts kan vastgesteld worden op de vervaldag van het product en dat de verzoeker zijn rechten op terugbetaling op de vervaldag niet verliest.

 

III. BESLUIT

 

De klacht van de verzoeker is ontvankelijk.

 

Het College stelt dat de bank een voorstel heeft aangeboden dat commercieel gunstig is en nodigt de partijen uit zich definitief te schikken tot een onmiddellijke betaling van het equivalent van het nettobedrag dat betaald zou moeten worden voor de twee coupons indien de waardekoers boven de 50% van de initiële waarde zou liggen.

 

De bank heeft het advies van het College gevolgd.