Vorige

Beleggingsadvies in overeenstemming met lange termijnstrategie

 

2009.1096

 

THEMA

 

Beleggingsadvies in overeenstemming met lange termijnstrategie.

 

ADVIES

 

Aanwezig :
De heer A. Van Oevelen, voorzitter;

Mevrouw L.-M. Henrion, plaatsvervangend voorzitter;
De heren F. de Patoul, P. Drogné, N. Claeys, L. Jansen, W. Van Cauwelaert, C.-G. Winandy, leden.

 

Datum : 19 januari 2010

 

 

I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

 

A. De feiten

 

Verzoekster is sinds verschillende jaren cliënte bij de bank. Op 8 november 2007 werd in het kantoor van haar woonplaats haar risicoprofiel bepaald. Zij heeft een defensief risicoprofiel en een defensieve doelportefeuille.

 

Midden april 2008 heeft verzoekster ingeschreven in twee zeer dynamische beleggingen en één dynamische belegging. Voordien had zij reeds een belegging in pensioensparen die als zeer dynamisch wordt aangemerkt.

 

Einde februari – begin maart 2009 werd verzoekster op het plaatselijk kantoor van de bank ontboden met de mededeling dat de twee zeer dynamische  beleggingen met meer dan de helft in waarde gedaald zijn en dat zij deze beleggingen best zou verkopen, omdat de kans op herstel zeer gering was. Op 16 maart 2009 heeft zij deze fondsen verkocht en korte tijd nadien heeft zij de opbrengst ervan laten overschrijven naar een andere financiële instelling. Zij voert aan na die verkoop op die belegging een verlies van 26.121,09 euro te hebben geleden.

 

B. Het standpunt van verzoekster

 

Verzoekster is van oordeel dat de bank haar beleggingen heeft aanbevolen en verkocht die niet in overeenstemming zijn met haar defensief  beleggersprofiel, aangezien sinds april 2008 95% van haar portefeuille dynamisch tot zeer dynamisch is. Om die reden acht zij de bank aansprakelijk voor het door haar geleden verlies.

 

C. Het standpunt van de bank

 

De bank wijst er allereerst op dat bij elk voorstel tot aankoop verzoekster volledig werd ingelicht over de aard van de belegging, met voorlegging van de productfiche. Dit was ook zo voor de twee zeer dynamische beleggingen die het voorwerp uitmaken van deze betwisting. In dit geval werd het voorstel van het plaatselijke kantoor om deze twee zeer dynamische beleggingen aan te kopen, door verzoekster vooraf besproken met een vriend van haar zoon, die bij dezelfde bank is tewerkgesteld.

 

Vervolgens beklemtoont de bank dat in een defensieve portefeuille ook andere producten kunnen worden opgenomen dan enkel defensieve, zolang dit althans past binnen het geheel en binnen de doelportefeuille voor een defensieve belegger. In de risicoprofielbepaling wordt de samenstelling van de defensieve doelportefeuille aangegeven, die er als volgt uitziet : 24% aandelen, 63% rentedragende beleggingen, 5% liquiditeiten, 5% vastgoed en 3% alternatieve beleggingen. Deze samenstelling is de gemiddelde portefeuilleverdeling over een periode van tien tot vijftien jaar. Verzoekster is door de bank hiervan op de hoogte gebracht via het document “Samen uw profiel bepalen”. Afhankelijk van de tussentijdse visie van de bank op de financiële markt, kan zij in haar advies afwijken van de (richt)verdeling op lange termijn. In dit geval beklemtoont de bank dat zij het percentage aan beursvolgende producten steeds heeft gerespecteerd in overeenstemming met het defensief profiel van verzoekster.

 

Ten slotte wijst de bank erop dat verzoekster geen gebruiker on line van de bank was en dat zij ook geen contract van vermogensadvies of vermogensbeheer had gesloten. Zij werd door het plaatselijk kantoor ingelicht over de (optimale) spreiding in haar portefeuille tijdens een beleggings- of adviesgesprek naar aanleiding van aan- of verkopen. Tijdens deze contacten werd het beursopvolgingsaspect meermaals toegelicht en besproken met verzoekster. Toen de bank in februari-maart 2009 aan verzoekster voorstelde om de twee zeer dynamische beleggingen te verkopen, had zij de bedoeling om de opbrengst van deze verkoop te beleggen in een fonds waarvan de toekomst er beter uitzag en waarmee de gerealiseerde minderwaarde zou kunnen worden gerecupereerd.

 

II. ADVIES VAN HET BEMIDDELINGSCOLLEGE

 

Op basis van de hem ter beschikking gestelde stukken stelt het College vast dat verzoekster de beslissing tot verkoop van de twee zeer dynamische beleggingen zelf heeft genomen nadat zij door de bank werd geïnformeerd over de evolutie van haar portefeuille en meer in het bijzonder over de spreiding van de aandelenparticipatie. Voorts stelt het College vast dat de bank verzoekster ook heeft geïnformeerd over de aankoop en de verkoop van de twee betwiste zeer dynamische beleggingen. De vraag rijst of de bank bij deze informatieverstrekking en adviesverlening een fout heeft begaan. Om de volgende redenen is het College van oordeel deze vraag ontkennend te moeten beantwoorden.

 

Bij het bepalen van haar risicoprofiel is verzoekster er door de bank van op de hoogte gebracht dat de hierboven weergegeven samenstelling van de defensieve doelportefeuille, en meer in het bijzonder het percentage aandelen daarin, een gemiddelde is over een periode van tien tot vijftien jaar, en dat van dit richtpercentage kan worden afgeweken op basis van de marktschommelingen. Het College is van oordeel dat het geoorloofd is dat een financiële instelling bij een defensieve beleggingsportefeuille het percentage aandelen daarin aangeeft als een gemiddelde over een termijn van tien tot vijftien jaar, waarvan op basis van de evolutie op de financiële markt kan worden afgeweken, voor zover dit past binnen het geheel van de defensieve portefeuille.

 

In dit geval stelt het College vast dat in april 2008 in de portefeuille van verzoekster 24,50% in aandelen belegd was. Na haar aan- en verkopen bedroeg dit percentage in mei 2008 35,73%, waarvan bijna 12% pensioensparen. Het feit dat in mei 2008 het richtpercentage voor aandelen wordt overschreden, betekent nog niet dat de bank een fout heeft begaan in haar adviesverlening. Het richtpercentage van 24% voor aandelen is een gemiddelde op een lange termijn, en de bank kan in haar langetermijnstrategie dit percentage nog bijsturen naargelang van de marktomstandigheden.  In dit geval heeft de bank daartoe de kans niet gekregen omdat verzoekster vrijwel onmiddellijk na de verkoop van haar twee zeer dynamische beleggingen de opbrengst ervan heeft overgeheveld naar een andere financiële instelling. Om die reden kan aan de bank geen fout worden aangewreven.

 

III. BESLUIT

 

De klacht van verzoekster is ontvankelijk maar niet gegrond.