Vorige

Computerfraude – redelijke voorzorgsmaatregelen voor de veiligheid van de instrumenten – gebrek aan advies door de bank.

 

2014.1003

 

THEMA

 

Computerfraude – redelijke voorzorgsmaatregelen voor de veiligheid van de instrumenten – gebrek aan advies door de bank.

 

ADVIES

 

Aanwezig :
De heer A. Van Oevelen, voorzitter;

Mevrouw M.-F. Carlier, Ondervoorzitter

De heren F. de Patoul, E. Struye de Swielande, N. Claeys, L. Jansen, leden

Mevrouw M. Mannès, N. Spruyt, leden.

 

Datum : 16 december 2014

 

I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

 

Op 3 april 2014 werd verzoeker opgebeld door een onbekende persoon die zich voordeed als medewerker van Microsoft en die hem meedeelde dat de werking van zijn computer niet optimaal was en dat er zich verschillende foutmeldingen hadden voorgedaan. Deze persoon vroeg hem om zijn computer te starten, waarna hij de handelingen van zijn computer overnam en de foutmeldingen toonde. Hij stelde voor deze foutmeldingen eruit te halen en een update van zijn computer door te voeren, waarvoor verzoeker dan een bedrag van 25 euro diende over te schrijven via Western Union. Verzoeker heeft via het elektronisch betaalsysteem dat de bank hem ter beschikking heeft gesteld (DIGIbox) getracht het bedrag van 25 euro over te schrijven via de website van Western Union, maar deze transactie heeft niet plaatsgehad.

 

Verzoeker heeft zijn bank hiervan op de hoogte gebracht, die hem de raad heeft gegeven deze betalingsopdracht stop te zetten en zijn bankkaart te laten blokkeren, wat hij op 4 april 2014 gedaan heeft. ’s Anderendaags heeft verzoeker klacht neergelegd bij de politie.

 

Op 9 april 2014 werd de rekening van verzoeker gedebiteerd met een 198 euro en 298,50 euro. Verzoeker vraagt dat de bank hem hiervoor vergoedt.

 

De bank wil niet ingaan op dit verzoek, omdat verzoeker op 3 april 2014 via 3D-secure zijn elektronisch akkoord heeft gegeven om deze betalingen uit te voeren. Zij wijst erop dat zij, eens dat dit is gebeurd, de uitvoering van deze betalingen niet meer kan verhinderen. Het feit dat verzoeker ’s anderendaags zijn bankkaart heeft laten blokkeren, neemt volgens de bank niet weg dat de op 3 april 2014 goedgekeurde betalingen worden uitgevoerd, omdat dergelijke verrichtingen voor de begunstigde handelaar een garantie van betaling hebben.

 

II. ADVIES VAN HET COLLEGE

 

Aangezien de feiten zich in dit geval op 3 april 2014 hebben voorgedaan, zijn hierop de bepalingen van de wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten van toepassing en niet die van Boek VII van het Wetboek van Economisch Recht, die pas op 29 mei 2014 in werking zijn getreden.

 

Artikel 31, § 2, van de zojuist vermelde wet van 10 december 2009 legt aan de houder van een elektronisch betaalinstrument de verplichting op om redelijke voorzorgsmaatregelen te treffen om de veiligheid van dat instrument alsook van de middelen die het gebruik ervan mogelijk maken te verzekeren.

 

Artikel 37, § 1, tweede lid, van dezelfde wet bepaalt dat de betaler, in dit geval verzoeker, alle verliezen draagt die uit niet-toegestane betalingstransacties voortvloeien, indien deze zich hebben voorgedaan doordat hij hetzij bedrieglijk heeft gehandeld, hetzij opzettelijk of met  grove nalatigheid een of meer verplichtingen uit hoofde van artikel 31 van deze wet niet is  nagekomen, in welk geval het in het eerste lid bedoelde maximumbedrag van 150 euro niet  van toepassing is.

 

Het College is van oordeel dat verzoeker in dit geval een grove nalatigheid in de zin van de  zojuist vermelde bepaling heeft begaan door toe te staan dat een voor hem onbekende persoon de besturing van zijn computer overnam en door buiten elke afgesproken procedure om, namelijk via de website van Western Union en niet via de website van zijn bank, zijn elektronische handtekening te gebruiken en zo zijn instemming te betuigen met een betalingsverrichting.

 

Het College is evenwel van oordeel dat, aangezien de bank reeds ’s anderendaags op de hoogte werd gebracht van de fraudemelding, zij nog kon nagaan via welke kaart, op welk tijdstip en via welke website de internetbetaling werd verricht, zodat verzoeker nog contact kon opnemen met Western Union om de fraude stop te zetten. Door dit stilzitten van de bank heeft verzoeker de kans verloren om deze fraude alsnog stop te zetten. Om die reden is het College van oordeel dat de bank verzoeker moet vergoeden voor de door hem geleden schade (496, 50 euro), onder aftrek van het bedrag van 150 euro, zijnde in totaal 346,50 euro.

 

III. BESLUIT

 

De klacht van verzoeker is ontvankelijk en in de hierna bepaalde mate gegrond.

 

Het College verzoekt de bank om aan verzoeker als schadeloosstelling een bedrag van 346,50 euro te betalen.

 

De bank heeft het advies van het College gevolgd.