Vorige

Consumentenkredieten – Uitvoering kredietovereenkomst – Registratie NBB

 

2015.3231

 

THEMA

 

Consumentenkredieten – Uitvoering kredietovereenkomst – Registratie NBB

 

ADVIES

 

Aanwezig :
De heer A. Van Oevelen, voorzitter;

Mevrouw M.-F. Carlier, ondervoorzitster;

De heren F. de Patoul, E. Struye de Swielande, L. Jansen, leden
Mevrouwen  M. Mannès, N. Spruyt, leden.

 

Datum : 21 juni 2016

 

1.         DE FEITEN

 

Begin september 2015 werd de cliënt gemeld bij de Nationale Bank uit hoofde van een debetstand op zijn zichtrekening. De debetstand was het gevolg van het inboeken van de uitgaven met de Mastercard. De cliënt had in augustus reeds een eerste grotere aanbetaling gedaan voor de schuld en had aan de bank meegedeeld dat hij het saldo in enkele schijven zou aanzuiveren. Toch werd de cliënt geficheerd.

 

De advocaat van de cliënt stelt dan ook dat de bank te snel tot fichering is overgegaan.

 

2.         STANDPUNT VAN DE BANK

 

De debetstand ontstond in juni 2015 door de inboeking van de uitgavenstaat van de Mastercard van de cliënt. In juli ontving hij een eerste vraag tot aanzuivering van de debetstand. Einde juli werd een volgende uitgavenstaat gedebiteerd van de rekening. De cliënt crediteert zijn rekening begin augustus. Er blijft echter een debetstand bestaan, die aangroeit met de volgende uitgavenstaat van de kaart. De bank stuurde daarop op 20.08.2015 een aangetekende ingebrekestelling. Hierin werd een termijn van 8 dagen gegeven om de debetstand aan te zuiveren. Toen de debetstand na deze termijn nog niet aangezuiverd was werd verzoeker gemeld bij de Nationale Bank.

 

De bank verwijst naar de Algemeen Reglement der Verrichtingen van de bank waarin staat dat wanneer zij een debetstand toestaat, deze steeds terugbetaalbaar is binnen een termijn van één maand. Wanneer na aangetekende ingebrekestelling de debetstand binnen de 8 dagen niet volledig is aangezuiverd, zal de bank deze overschrijding melden aan de Centrale voor Kredieten aan Particulieren bij de Nationale Bank.

 

De debetstand werd in december 2015 geregulariseerd. De melding blijft dus behouden tot eind december 2016.

 

3.         ADVIES VAN DE EXPERTEN[1]

 

Het College deelt het standpunt van de bank niet volgens welk de debetstand op de rekening van verzoeker een "overschrijding" zou zijn, onderworpen aan de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet en bijgevolg vatbaar voor registratie in de Centrale voor kredieten aan particulieren. Voormelde debetstand stemt immers geenszins overeen met de definitie van de overschrijding volgens de bewoordingen van artikel I.52° van het Wetboek van Economisch Recht: "stilzwijgend aanvaarde debetstand waarbij een kredietgever een consument de mogelijkheid biedt bedragen op te nemen die het beschikbare tegoed op zijn betaalrekening of de overeengekomen geoorloofde debetstand op een rekening van de consument te boven gaan".

 

Verzoeker beschikte bij de bank niet over een kredietopening noch over een kasfaciliteit en als zijn rekening door de bank werd gedebiteerd om de betaling van de facturen mogelijk te maken, zelfs bij gebrek aan voldoende provisie, was het niet omdat de bank een debetstand aanvaardde, zelfs stilzwijgend, maar enkel omdat het systeem dit in verband met het gebruik van een mastercard het oplegde.

 

Het Algemeen Reglement der Verrichtingen van de bank bepaalt trouwens expliciet, in verband met de betaling van de uitgavenstaten: " De rekeninghouder is ertoe gehouden de gekoppelde rekening te voorzien van voldoende fondsen" en  " Indien de spaarbank (stilzwijgend) een debetstand toestaat, dan is ze steeds terugbetaalbaar binnen een termijn van ten hoogste één maand" (Algemeen Reglement der Verrichtingen).

 

De debetstand op de rekening van verzoeker is dus een gewoon niet-toegelaten debetsaldo en kan niet worden gekwalificeerd als een overschrijding onderworpen aan de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. Als bijkomende elementen verwijst het College naar de brieven van de bank aan verzoeker van 7 juli 2015 en 20 augustus 2015 die inderdaad een debetstand vermelden en geen overschrijding. Voorts verwijst het College naar de ingebrekestelling van20 augustus 2015 die een uitstel van slechts acht dagen oplegde voor de aanzuivering van het debetsaldo, terwijl het Algemeen Reglement der Verrichtingen van de bank een uitstel van één maand toekent om een "overschrijding" aan te zuiveren en de melding van de wanbetaling in de Centrale voor kredieten aan particulieren te vermijden (Algemeen Reglement der Verrichtingen, deel II, A, artikel 5, alinea 6). Na de ingebrekestelling van 20 augustus 2015 gebeurde de melding op 4 september 2015, dus niet na één maand.

 

Op basis van wat voorafgaat is het College van oordeel dat de bank bij de Centrale voor kredieten aan particulieren geen wanbetaling mocht melden van het gewone niet-toegelaten debetsaldo van verzoeker, dat geenszins onderworpen was aan de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.

 

Het College merkt hierbij op dat de rekening van verzoeker wel een onafgebroken niet-toegelaten debetsaldo vertoonde vanaf 15 juni 2015 tot december 2015 en dat de nodige herinneringen en ingebrekestellingen door de bank behoorlijk werden verzonden. De wanbetaling had dus perfect gemeld kunnen worden in het bestand van de niet-gereglementeerde registraties (ENR) van de Nationale Bank van België.  Op te merken valt dat de bank de overeenkomst met de NBB met betrekking tot het ENR-bestand niet heeft ondertekend, zodat zij er geen toegang toe heeft.

 

Op basis van het bovenstaande komt het College tot het besluit dat de registratie van verzoeker in de Centrale voor kredieten aan particulieren niet gerechtvaardigd is en vraagt het College aan de bank om verzoeker onmiddellijk en volledig te laten schrappen.

 

4.         BESLUIT VAN DE OMBUDSMAN

 

De Ombudsman sluit zich aan bij het advies van het College van experten en nodigt de bank uit om de melding bij de Nationale Bank te laten schrappen.

 

De bank dient voorts ook de betrokken artikelen in haar Algemeen Reglement der Verrichtingen aan te passen.

 

 

 

 


[1] Het College van experten vond plaats op 21.06.2016, in aanwezigheid van de dames M-F Carlier, M. Mannès, N. Spruyt en de heren A. Van Oevelen, L. Janssens, E. Struye en F. de Patoul. Het advies is definitief goedgekeurd door de experten op 4.07.2016.