2012.1827
THEMA
Diefstal van kaarten – keuze van de geheime code.
ADVIES
Aanwezig :
De heren A. Van Oevelen, voorzitter;
Mevrouw M.-F. Carlier, plaatsvervangend voorzitter
De heren E. Struye de Swielande, N. Claeys, L. Jansen, leden
Mevrouw M. Mannès, lid.
Datum : 15 januari 2013
I. DE FEITEN,
A. De feiten
Op 23 maart 2012 reden verzoeker en zijn echtgenote met de trein van Antwerpen naar Oostende. Volgens de verklaring van verzoeker werd hij omstreeks 11u20 het slachtoffer van een diefstal van zijn jas met daarin zijn portefeuille met volledige inhoud, waaronder een debetkaart en twee kredietkaarten, namelijk een Visa Gold kaart en een Mastercard. Nog steeds volgens de verklaring van verzoeker werd zijn jas gestolen uit het bagagerek bovenaan in de trein, terwijl hij naar het toilet was en hoewel zijn echtgenote nog in de trein aanwezig was.
Om 11u26 werd door de dief of de dieven aan een bankautomaat in Antwerpen een opvraging van 150 euro gedaan, waarbij onmiddellijk de juiste geheime code werd ingetikt. Deze poging mislukte echter, omdat er een stroompanne was aan deze geldautomaat.
Vervolgens werden de twee kredietkaarten gebruikt aan een andere geldautomaat in Antwerpen.
Om 11u38 werd een eerste poging gedaan om daar geld af te halen met de Mastercard. Deze poging mislukte, maar bij een tweede poging werd om 11u39 een bedrag van 200 euro afgehaald en bij een derde poging werd om 11u40 en bedrag van 400 euro afgehaald.
Aan dezelfde bankautomaat werd eveneens om 11u38 een eerste poging ondernomen om geld af te halen met de Visa Gold kaart, maar deze poging mislukte, maar de volgende pogingen lukten wel. Aldus werd er om 11u48 een bedrag van 500 euro afgehaald, om 11u51 een bedrag van 100 euro en om 12u07 een bedrag van 440 euro.
Zowel de debetkaart als de twee kredietkaarten werden bij Cardstop geblokkeerd op 23 maart 2012 om 12u16.
De debetkaart werd door verzoeker het laatst gebruikt op 19 maart 2012 om 20u27, d.w.z. vier dagen vóór de feiten en op een andere plaats.
De Mastercard werd door verzoeker het laatst gebruikt op 5 augustus 2011, d.w.z. iets meer dan zeven maanden vóór de diefstal. De Visa Gold kaart werd door verzoeker nooit eerder gebruikt.
Verzoeker heeft de dag zelf van de feiten klacht neergelegd bij de lokale politie te Oostende.
Volgens Atos Wordline heeft verzoeker verklaard dat de geheime code voor al zijn kaarten dezelfde was en dat die code voor een deel zijn geboortedatum was. Volgens een dossierbeheerder van de ombudsdienst van de bank heeft verzoeker dit laatste ook niet ontkend.
B. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker vraagt aan de bank om de hierboven vermelde frauduleuze geldafhalingen, voor een totaal bedrag van 1.640 euro, vermeerderd met 20 euro voor geldafhalingen met kredietkaarten, aan hem terug te betalen.
Hij is van oordeel dat hij zich niet schuldig gemaakt heeft aan een frauduleus gebruik van zijn debetkaart en zijn kredietkaarten, voortvloeiend uit een opzettelijke fout of een medeplichtigheid hieraan of uit het bij elkaar bewaren en/of niet beveiligd bewaren van deze kaarten en van zijn geheime code.
Hij ontkent dat hij zijn geheime code heeft gevormd in de volgorde van de cijfers van zijn geboortedatum. Aangezien een geboortedatum uit acht cijfers bestaat en een geheime code vier cijfers telt, zijn er vele combinaties mogelijk. Voorts wijst hij erop dat zijn Visa Gold kaart en zijn Mastercard een verschillende geheime code hadden.
C. Het standpunt van de bank
De bank is van oordeel dat verzoeker een grove nalatigheid heeft begaan, zodat zij niet gehouden is tot terugbetaling van de frauduleuze geldafhalingen. Zij wijst erop dat de rechter ‑ en dus ook het College – bij de beoordeling van deze grove nalatigheid rekening moet houden met het geheel van de feitelijke omstandigheden. De volgende feitelijke omstandigheden leveren volgens de bank het bewijs op van een grove nalatigheid :
Ten slotte wijst de bank erop dat de verzekeraar van de Visa Gold kaart niet is willen overgaan tot het vergoeden van verzoeker voor deze frauduleuze geldafhalingen, omdat zij voortvloeien uit het bij elkaar bewaren en/of niet beveiligd bewaren van de kaart en de geheime code.
II. ADVIES VAN
Artikel 37, § 1, van de wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten bepaalt dat tot op het ogenblik waarop de houder van een elektronisch betaalinstrument, zoals een debetkaart en een kredietkaart, de uitgever van dat instrument, zijnde in dit geval de bank, op de hoogte heeft gebracht van het verlies of de diefstal van dat instrument, de houder zelf het financiële risico draagt van het onrechtmatige gebruik van dat instrument ten belope van maximum 150 euro, behalve als hij zich schuldig heeft gemaakt aan een grove nalatigheid of frauduleus heeft gehandeld, in welk geval het zojuist vermelde maximumbedrag niet van toepassing is. In artikel 37, § 3, eerste lid, van dezelfde wet wordt bepaald dat de bewijslast inzake de grove nalatigheid berust bij de betalingsdienstaanbieder, zijnde in dit geval de bank.
Artikel 31, § 2, van dezelfde wet legt aan de houder van een elektronisch betaalinstrument, in dit geval de verzoeker, de verplichting op om redelijke voorzorgsmaatregelen te treffen om de veiligheid van dat instrument alsook van de middelen die het gebruik ervan mogelijk maken, te verzekeren.
In dit geval is het College van oordeel dat verzoeker een grove nalatigheid heeft begaan in de zin van artikel 37, § 1, van de voormelde wet van 10 december 2009 door zijn jas, met daarin zijn portefeuille met volledige inhoud, waaronder een debetkaart en twee kredietkaarten, onbeheerd achter te laten in het bagagerek bovenaan in een trein, aangezien hij dan iedere controle op zijn jas verliest. De omstandigheid dat, terwijl verzoeker naar het toilet was, zijn echtgenote nog in de trein bleef zitten, doet hieraan geen afbreuk, aangezien zij evenmin controle kon uitoefenen op die jas.
Het feit dat de geheime code van de debetkaart en de kredietkaarten van verzoeker gevormd werd door een deel van zijn geboortedatum, is naar het oordeel van het College op zichzelf geen grove nalatigheid, omdat op basis van een acht cijfers tellende geboortedatum er verschillende combinaties mogelijk zijn om tot een geheime code van vier cijfers te komen. Dit neemt niet weg dat het gebruik van een dergelijke geheime code geen aanbeveling verdient en in dit geval het frauduleuze gebruik van de debetkaart en de kredietkaarten vergemakkelijkt heeft, aangezien bij de eerste respectievelijk de tweede poging telkens de juiste geheime code werd ingetikt.
Het is niet bewezen dat verzoeker dezelfde geheime code gebruikte voor zijn debetkaart en voor zijn twee kredietkaarten, aangezien de verklaringen hierover van enerzijds verzoeker en anderzijds Atos Wordline tegenstrijdig zijn. Zelfs indien dit bewezen zou zijn, is het College van oordeel dat dit op zichzelf geen grove nalatigheid vormt, maar wel fraude met de kaarten vergemakkelijkt en dus af te raden is.
Ten slotte is het College van oordeel dat, aangezien de laatste verrichtingen met de debetkaart plaatsvonden op 19 maart 2012, de laatste verrichtingen met de Mastercard plaatshadden op 5 augustus 2011 en de Visa Gold Card voordien niet werd gebruikt, het uitgesloten moet worden geacht dat de dief of de dieven de geheime code kon(den) te weten komen door observatie bij de laatste transactie die de verzoeker met deze kaarten heeft uitgevoerd.
De klacht van verzoeker is ontvankelijk maar ongegrond.