Vorige

Discretionair vermogensbeheer

2009.0831

 

THEMA

 

Discretionair vermogensbeheer.

 

ADVIES

 

Aanwezig :
De heren A. Van Oevelen, voorzitter;

De heren F. de Patoul, Y. Evenepoel, L. Jansen, W. Van Cauwelaert, C.-G. Winandy, leden.

 

Datum : 22 juni 2010

 

 

I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

 

Op 8 mei 2007 sloten verzoekers met de beleggingsonderneming een overeenkomst van discretionair vermogensbeheer.

 

Volgens deze overeenkomst worden de doelstellingen van een cliënt opgesomd in een bijlage aan deze overeenkomst, in de vorm van een keuze tussen tien beleggingsprofielen. Verzoekers kozen nadrukkelijk voor een beleggingsstrategie, welke in de bijlage wordt aangemerkt als “Total return”.

 

Dit houdt volgens dezelfde bijlage in dat door de beleggingsonderneming moet worden belegd in aandelen (voor minimum 0% en maximum 100%) en/of cash (voor minimum 0% en maximum 100%).

 

Op 3 april 2009 meldden verzoekers aan de beleggingsonderneming dat huns inziens de gekozen strategie niet werd gerespecteerd, en dit wat betreft vijf beleggingsproducten.

 

Aangezien deze producten (obligaties, opportuniteiten en gemengde fondsen) niet overeenstemmen met de beleggingsstrategie, vragen verzoekers bij ditzelfde aangetekend schrijven om

 

  • de niet toegestane transacties terug te stellen naar de datum van aankoop met de waarde van aankoop;
  • de desbetreffende bewaarlonen te crediteren;
  • de beheersvergoeding over de jaren 2008 en 2009 te crediteren;
  • de intresten te herberekenen daar de geannuleerde transacties resulteren in grotere cashbedragen.

 

Verzoekers maken met onmiddellijke ingang een einde aan uw beheersopdracht : de nog in portefeuille zijnde aandelen dienen geliquideerd en de hen toekomende tegoeden (na annulering van de niet-geoorloofde transacties) dienen per kerende gestort te worden op hun rekeningen.

 

De beleggingsonderneming stelt hiertegenover het volgende :

 

  1. De samenstelling van de portefeuille gebeurde conform een op 24 april 2007 besproken beleggingsvoorstel. Dit beleggingsvoorstel vermeldt dat "de fondsen alle mogelijke financiële instrumenten op de markten kunnen gebruiken".

 

Er is geen tegenstrijdigheid tussen de omschrijvingen van het beheerstype 'Total return' in het beleggingsvoorstel en in het contract. Het beleggingsvoorstel verduidelijkt net wat onder 'Total return' verstaan wordt.

 

  1. Verzoekers hebben nooit enig protest geuit toen zij hun rekeninguittreksels en periodieke rapporten ontvingen; zij hebben zelfs nooit enige opmerking overgemaakt. Daaruit moet afgeleid worden dat zij perfect akkoord waren met het door de beleggingsonderneming gevoerde beheer, zoals dat werd weergegeven in de uittreksels en rapporten.

 

  1. Het merendeel van de verplichtingen die op een vermogensbeheerder rusten, dienen als inspanningsverbintenissen te worden gekwalificeerd. Een vermogensbeheerder verbindt zich ertoe om alle mogelijke inspanningen te leveren teneinde de portefeuille van zijn cliënt op een zodanige manier te beheren dat het best mogelijke resultaat behaald kan worden, zonder dat dit resultaat evenwel op zichzelf gegarandeerd wordt.

 

De beleggingsonderneming heeft de portefeuille van verzoekers op een voorzichtige en diligente manier beheerd.

 

In de financieel-economische malaise die eind 2008 heerste was een belegging in obligaties, ook al was deze strikt genomen niet contractueel voorzien, zeker niet onzinnig maar getuigt dergelijk beheer net van een goed huisvaderschap.

 

  1. Het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de beweerdelijk geleden schade rechtstreeks moet zijn.  Het komt aan de persoon die beweert schade te hebben geleden toe om het daadwerkelijk bestaan ervan te bewijzen, bij gebreke waaraan zijn vordering ongegrond moet verklaard worden. Hypothetische of mogelijke schade is niet vergoedbaar.

 

Verzoekers beweren –volgens de beleggingsonderneming- schade te hebben geleden, gelijk aan de totale waardevermindering van hun portefeuille. De beleggingsonderneming wijst erop dat verzoekers zelf verantwoordelijk zijn voor die beweerde schade. Zij hebben die schade immers zelf veroorzaakt door het contract van vermogensbeheer plots te beëindigen, met verzoek alle aandelen meteen te gelde te maken.

 

  1. Het komt aan de eisende partij toe om te bewijzen dat er een oorzakelijk verband tussen de beweerde fout en de geleden schade bestaat. Verzoekers tonen niet aan dat en in welke mate de beweerde fouten die de beleggingsonderneming verweten worden, invloed zou kunnen gehad hebben op de schade die zij beweren te hebben geleden. De latere investering van een deel van de portefeuille in obligaties, indien dit al als een fout van de beleggingsonderneming kan beschouwd worden, quod non, kan in geen geval in causaal verband staan met de schade die verzoekers  beweren te hebben geleden. In ieder geval tonen zij niet aan hoe een investering in obligaties de totale waardevermindering van hun portefeuille kan hebben beïnvloed.

 

Ten indicatieve titel kan in dat opzicht verwezen worden naar de evolutie van de beurzen sinds de ondertekening van het contract van discretionair vermogensbeheer tot op de datum van de klacht van verzoekers. Uit een vergelijking tussen enerzijds de benchmark gebaseerd op de indexen van MSCI World en MSCI Europe en anderzijds de portefeuille van verzoekers over diezelfde periode, volgt duidelijk dat de beleggingsonderneming niets kan verweten worden met betrekking tot het door haar gevoerde vermogensbeheer.

 

II. ADVIES VAN HET BEMIDDELINGSCOLLEGE

 

2.1 De contractuele afspraken

 

De beleggingsonderneming verwijst in haar argumentatie meermaals naar een op 24 april 2007 besproken beleggingsvoorstel. Verzoekers hebben dit voorstel evenwel niet ondertekend. De beleggingstrategie, welke onder de benaming ‘Total return’ in het document van 24 april 2007 aan verzoekers wordt voorgesteld, verschilt duidelijk van de beleggingsstrategie ‘Total return’ zoals zij nadien door verzoekers werd onderschreven bij de overeenkomst van discretionair vermogensbeheer van 8 mei 2007.

 

Het Bemiddelingscollege is van oordeel dat de beleggingsonderneming, ingevolge ondertekening van de door haar opgestelde overeenkomst, strikt gehouden is aan de bepalingen van deze overeenkomst en de daarin opgenomen beleggingsstrategie, en bijgevolg enkel kon beleggen in aandelen of loutere aandelenfondsen en in cash.

 

De beleggingsonderneming toont niet aan dat de door verzoekers betwiste beleggingen aan deze voorwaarde voldoen. Het Bemiddelingscollege is dan ook de mening toegedaan dat de overeenkomst niet correct werd uitgevoerd.

 

2.2 De periodieke rapporten

 

Noch de wetgeving ter zake, noch de door partijen afgesloten overeenkomst van discretionair vermogensbeheer verplichten verzoekers om binnen een welbepaalde tijdspanne te reageren op een tussentijdse periodieke rapportering, teneinde hun recht op betwisting te vrijwaren.

 

Het Bemiddelingscollege stelt vast dat de eerste vragen van verzoekers dateren van einde 2008, begin 2009. Het is van oordeel dat deze reactie voldoende tijdig was om een stilzwijgende aanvaarding van de niet-conforme beleggingen uit te sluiten.

 

2.3 De schade

 

Volgens de beleggingsonderneming zijn verzoekers  zelf verantwoordelijk zijn voor de beweerde schade, aangezien zij die schade zelf hebben veroorzaakt door het contract van vermogensbeheer plots te beëindigen met het verzoek alle aandelen meteen te gelde te maken.

 

Het Bemiddelingscollege kan met bovenstaande redenering in huidig geschil niet akkoord gaan. Verzoekers hebben inderdaad pas tot beëindiging van de overeenkomst besloten, nadat zij reeds maanden aandrongen op een oplossing, doch blijkbaar geen of minstens geen gewenste reactie van de beleggingsonderneming ontvingen.

 

Het Bemiddelingscollege wenst daarenboven op te merken dat verzoekers enkel de correcte uitvoering van hun overeenkomst nastreven, en geen vergoeding eisen voor een eventuele waardevermindering van aandelen of aandelenfondsen. In dezelfde zin doet het feit dat de uiteindelijke resultaten van de door de beleggingsonderneming gekozen beleggingen de waardevermindering van de totale portefeuille wellicht niet of nauwelijks hebben beïnvloed, niets af aan het feit dat de betwiste beleggingen niet in overeenstemming waren met de door verzoekers onderschreven beleggingsstrategie.

 

De fout van de beleggingsonderneming is een contractuele fout. De schadevergoeding wegens contractuele wanprestatie heeft tot doel de schuldeiser te plaatsen in de toestand waarin hij zich zou hebben bevonden indien de schuldenaar zijn verbintenis correct zou zijn nagekomen. De door verzoekers voorgestelde regeling omvat in die zin alleen de rechtzetting van hetgeen een onmiddellijk en rechtstreeks gevolg is van het niet correct uitgevoerde vermogensbeheer.

 

III. BESLUIT

 

De klacht van verzoekers is ontvankelijk en gegrond.

 

Het Bemiddelingscollege verzoekt de beleggingsonderneming om aan verzoekers :

 

  • de investeringswaarde van de vijf betwiste beleggingen terug te betalen, na aftrok van de bij de tegeldemaking hiervan gerealiseerde bedragen;
  • op de investeringswaarde een interestvergoeding toe te kennen, gelijk aan de normale door de beleggingsonderneming toegekende interestvergoeding op cashgelden;
  • de bewaarlonen voor deze betwiste beleggingsproducten terug te betalen;
  • een herberekening te maken van de gevraagde beheersvergoeding, rekening houdend met de foutieve belegging.

 

De bank heeft het advies van het College gedeeltelijk gevolgd.