Vorige

Financiële instrumenten, gestructureerde belegging

 

2008.1252

 

THEMA

 

Financiële instrumenten, gestructureerde belegging.

 

ADVIES

 

Aanwezig :
De heren A. Van Oevelen, Voorzitter;
Mevrouw L-M. Henrion, Plaatsvervangend Voorzitter
De heren F. de Patoul, P. Drogné, N. Claeys, L. Jansen, W. Van Cauwelaert, C.-G. Winandy, leden.

 

Datum : 17 maart 2009

 

 

I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

 

Op 19 maart 2007 heeft verzoeker ingeschreven op een levensverzekering gekoppeld aan beleggingsfondsen, voor een bedrag van 125.000 euro. De beleggingshorizon van dit fonds werd bepaald op tien jaar. De degressieve uittredingskost die wordt aangerekend gedurende de eerste vijf jaar, is bedoeld om de beleggers af te raden om te vroeg uit dit fonds te stappen.

 

In zijn brief aan de Bemiddelingsdienst van 9 juli 2008 meldt verzoeker dat, wegens het hoge bedrag dat zijn spaarrekening in april 2007 bevatte, hij bij het bankkantoor had gevraagd om een tijdelijke belegging, zonder bijkomende kosten en waarvan het bedrag op elk ogenblik beschikbaar is. Volgens hem was dit een duidelijke voorwaarde, omdat hij ongeveer negen maanden voordien op hetzelfde bankkantoor een financiering had aangegaan voor zijn nieuwbouwwoning, om welke reden er uitdrukkelijk werd vermeld dat hij een gedeelte van deze belegging zou nodig hebben voor de afwerking van zijn woning. Verzoeker stelt vast dat, als hij iets meer dan een jaar later een gedeelte van dit bedrag nodig heeft, hij al een verlies lijdt van meer dan 25.000 euro. Hoewel hij dit niet uitdrukkelijk zegt, is de strekking van zijn klacht dat hij de bank minstens gedeeltelijk aansprakelijk acht voor het door hem geleden verlies, omdat hem een belegging werd “aangesmeerd” die niet overeenstemt met wat hij had gevraagd.

 

In haar brief aan verzoeker van 24 april 2008 wijst de bank erop dat, toen verzoeker om een belegging vroeg, de bank vaststelde dat hij in eerste instantie voor een bepaald bedrag van zijn belegging een bankcheque had gevraagd tegen afgifte van cash geld. Omdat de meeste verrichtingen die in speciën worden afgehandeld, via een klantenrekening moeten verlopen, kon op dat verzoek niet worden ingegaan. Op dat ogenblik werd volgens de bank aan verzoeker een belegging op langere termijn voorgesteld, waarbij hij op bepaalde tijdstippen geld bij mondjesmaat kon vrijmaken. Op dat ogenblik heeft verzoeker volgens de bank nog geen beslissing genomen, maar op 19 maart 2007 werd hem voorgesteld in te schrijven op dezelfde belegging als zijn vriendin, en hiermee heeft hij zich dezelfde avond telefonisch akkoord verklaard. In zijn brief van 15 juli 2008 schrijft hij zelf dat hij “blindelings en in volle vertrouwen” de overeenkomst ondertekende voor intekening op de betwiste belegging.

 

In haar brief van 14 augustus 2008 aan de Bemiddelingsdienst wijst de bank erop dat de vriendin van verzoeker eerst al intekende op dezelfde belegging en dat zij over deze belegging uitleg heeft gekregen. In dezelfde brief beklemtoont de bank dat, hoewel volgens verzoeker het feit dat hij cash geld aanbood niets met de zaak te maken heeft, dit wel het geval is, omdat op dat ogenblik aan verzoeker de raad is gegeven zijn geld op een termijn van meer dan vijf jaar te beleggen. Ten slotte zet de bank in dezelfde brief uiteen dat de totale kostprijs van de woning die verzoeker aan het bouwen is, ver boven het geraamde bedrag uitstijgt, als gevolg waarvan hij nu het geld nodig heeft dat hij in feite op lange termijn heeft belegd.

 

II. ADVIES VAN HET BEMIDDELINGSCOLLEGE

 

Als verzoeker beweert dat hij in april 2007 aan het kantoor van de bank om een tijdelijke belegging heeft gevraagd, onder een aantal voorwaarden (behoud van kapitaal, geen supplementaire kosten, beschikbaarheid van het bedrag op ieder ogenblik), dan dient hij hiervan het bewijs te leveren. Op basis van de gegevens waarover het College beschikt, komt het tot de bevinding dat verzoeker er niet in slaagt dit bewijs te leveren.

 

Daarbij komt dat verzoeker in zijn brief van 15 juli 2008 zelf erkent dat de thans door hem aangevochten belegging door de bank eerst aan zijn vriendin werd voorgesteld en nadien onder dezelfde voorwaarden aan hem, en dat de overeenkomst waarbij hij intekende op deze belegging door hem “blindelings en in volle vertrouwen” werd ondertekend. In die omstandigheden kan verzoeker niet beweren dat deze belegging hem werd “aangesmeerd” en dat zij niet overeenstemt met wat hij had gevraagd.

 

III. BESLUIT

 

De klacht van verzoeker is ontvankelijk maar niet gegrond.