Vorige

Gestructureerde producten - Onvoldoende diversifiëring

 

2009.1109

 

THEMA

 

Gestructureerde producten - Onvoldoende diversifiëring.

 

ADVIES

 

Aanwezig :
De heer A. Van Oevelen, voorzitter;

Mevrouw L.-M. Henrion, plaatsvervangend voorzitter;
De heren F. de Patoul, P. Drogné, N. Claeys, C.-G. Winandy, leden.

 

Datum : 31 augustus 2010

 

 

I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

 

Op 26 mei 2008 hebben Verzoekers bij de bank een financieel instrument, « “Y”-REVERSE NOTES (“Y”) » aangeschaft, ten belope van 50.000 EUR.

 

Dit betreft een gestructureerd product, waarvan noch de terugbetaling van het kapitaal op de eindvervaldag, noch de uitbetaling van de coupons gegarandeerd zijn. De terugbetaling van het kapitaal en de uitbetaling van de coupons zijn afhankelijk van de evolutie van het onderliggende FORTIS-aandeel.

 

Indien de waarde van het “Y”-aandeel op de eindvervaldag meer dan 50% gedaald is ten opzichte van haar waarde op de begindatum, wordt de belegger uitbetaald in “Y”-aandelen.

 

In het andere geval, kan de belegger kiezen tussen een uitbetaling in contanten of in een op voorhand afgesproken aantal aandelen.

 

Wat de uitbetaling van de coupons betreft, geldt dat deze niet worden uitbetaald indien op de verschillende observatiedata het “Y”-aandeel 50% van haar startniveau heeft verloren.

 

De « “X”-REVERSE NOTES (“Y”) » behoren tot de producten met risicoklasse 4.

 

Gezien de negatieve evolutie van de koers van de “Y”-aandelen is het bovenvermeld financieel product aanzienlijk in waarde gedaald.

 

Verzoekers menen dat het beleggingsadvies dat verleend werd door de bank, niet adequaat was en dat het aanbevolen financieel instrument niet beantwoordde aan hun beleggersprofiel.

 

De bank betwist deze stelling, verwijzend naar het «medium» beleggersprofiel van de verzoekers en stelt dat de belegging beantwoordde aan de beleggingsstrategie en de afweging overeenkomstig de risico categorieën.

 

II. ADVIES VAN HET BEMIDDELINGSCOLLEGE

 

De bank heeft een beleggingsadvies gegeven, dat onderworpen is aan art. 27, § 4 van de Wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.

 

Overeenkomstig deze bepaling, dient de bank van de verzoekers de nodige informatie te bekomen betreffende hun kennis en ervaring, financiële situatie en beleggingsdoelstellingen, alvorens haar diensten te verschaffen.

 

De verzoeker heeft de vragen die door de bank werden gesteld beantwoord. Daarentegen en hoewel het een portefeuille betreft op naam van de twee verzoekers, legt de bank geen MiFID vragenlijst voor die werd ondertekend door verzoekster.

 

Uit de antwoorden van verzoeker kan het volgende worden afgeleid :

 

  • De verzoeker is een geïnformeerde investeerder;
  • Hij verklaart alle financiële instrumenten te kennen (aandelen, obligaties, afgeleide producten,…).
  • Hij is ervaren : hij verklaart de voorbije 5 jaar tussen de 4 à 12 transacties te hebben verricht op elk van deze instrumenten;
  • Hij beschikt over een roerend vermogen waarvan de omvang tussen de 250.000 en 1.000.000 EUR ligt en is eigenaar van minstens twee onroerende goederen. Hij verklaart dat hij in staat is om ongeveer 500 EUR per maand te beleggen;
  • Wat zijn beleggingsdoelstellingen betreft, bevestigt verzoeker het volgende :
  • “Ik wil een aanvulling hebben op mijn huidig inkomen”
  • “Ik ben bereid een stuk zekerheid op te geven als ik daardoor een kans maak op een hogere opbrengst”
  • “De gemiddelde omvang van de aan- en verkooporders is boven 10.000 EUR”
  • Op de vraag “Wat doet u als de waarde van uw belegging vermindert?” antwoordde hij : “Ik doe niets, ik wacht af”.

 

Op basis van deze antwoorden, stelde de bank dat verzoeker viel onder het «Medium» beleggersprofiel.

 

Volgens de bank zijn de belangrijkste kenmerken van dit beleggersprofiel :

 

“U zoekt een aantrekkelijk rendement en u bent bereid daarvoor een redelijk hoog risico te nemen op de aandelenmarkten. U belegt ongeveer 45% van uw portefeuille in aandelen, 3% in vastgoed en 52% in obligatiebeleggingen. Tijdelijke neerwaartse schommelingen van de waarde van de portefeuille en van het rendement zijn mogelijk bv. door een rentestijging, door de wisselkoers of door negatief presterende aandelenbeurzen. De beleggingshorizon die met dit profiel overeenstemt is minimum 5 jaar.”

 

Overeenkomstig art. 27, § 4 van de Wet van 2 augustus 2002, is de bank verplicht om passende beleggingsdiensten en financiële instrumenten aan te bevelen aan haar cliënten, rekening houdend met de informatie en doelstellingen die hierboven werden besproken.

 

Verzoeker stelt dat het product « REVERSE NOTES (“Y”) » niet paste bij zijn profiel, rekening houdend met de informatie en doelstellingen die hierboven werden besproken.

 

Het College meent dat in onderhavig geval, de risico’s van dit financieel instrument dienen beschouwd te worden als gelijkaardig aan de risico’s van de onderliggende aandelen, waarvan de koersevolutie bepaalt of er een terugbetaling plaatsvindt op de einddatum en of er een uitbetaling is van de coupons.

 

Het profiel van verzoeker liet een investering in aandelen toe. Het onderliggend aandeel werd ten tijde van de belegging in mei 2008 als stabiel beschouwd. Het College is dus van mening dat deze aan een portefeuille «MEDIUM» tot 45% van de portefeuille kon aangeraden worden.

 

Het College is eveneens van oordeel dat voor de afweging van het risico en de onderverdeling tussen de verschillende soorten instrumenten die werden voorgesteld door de bank (aandelen – obligaties – vastgoed), het product « REVERSE NOTES (“Y”) » moest ondergebracht worden onder de afdeling «risico voor belegging in aandelen».

 

De neergelegde klacht werpt dus de vraag op of enerzijds het verdelingsmodel werd gerespecteerd en anderzijds of binnenin de categorie van de aandelen het risico wel voldoende gespreid was.

 

De bank houdt staande dat de afweging dient geëvalueerd te worden rekening houdend met de totaliteit van het vermogen van de cliënt op zijn rekeningen (liquiditeiten, spaarboekjes, pensioensparen, lange termijn sparen, …)

 

Op dit punt benadrukt de bank dat de uittreksels van de operaties, die trimestrieel werden verstuurd, onder de rubriek “Uw Portefeuille” het geheel van deze waarden vermelden met inbegrip van alle liquiditeiten op het spaarboekje.

 

Niettemin stelt het College vast dat na onderbrengen van het aandeel « REVERSE NOTES (“Y”) » in de categorie van aandelen, de belegging in aandelen 45% vertegenwoordigt van de totale activa die werd ingelegd bij de bank (liquiditeiten inbegrepen). Daarentegen vertegenwoordigt de investering in de « REVERSE NOTES (“Y”) » 73,24% van het geheel binnenin de belegging in aandelen en 33% van de totaliteit van het vermogen bij de bank.

 

Het College acht dan ook dat het beleggingsadvies niet adequaat was, aangezien dit het hoofdprincipe van diversifiëring niet eerbiedigt en aangezien in casu de belegging 10% van de portefeuille dat werd beschouwd als het geheel van het activa ingelegd bij de bank, zijnde 14.973 EUR, niet mocht overschrijden.

 

Het College besluit bijgevolg dat de belegging die het bovenvermeld bedrag overschrijdt, niet adequaat was.

 

III. BESLUIT

 

Het College nodigt de bank uit om 70% van de belegging terug te nemen en verzoekers de som van 35.000 EUR te betalen, vermeerderd met een interest a rato van 1,5% te rekenen vanaf 30 juni 2008.

 

De bank heeft het advies van het College niet gevolgd.