Vorige

Griekse staatsobligaties – beleggingsadvies zonder profiel – weigeren van de opmaak van het beleggersprofiel.

2013.0239

 

THEMA

 

Griekse staatsobligaties – beleggingsadvies zonder profiel – weigeren van de opmaak van het beleggersprofiel.

 

ADVIES

 

Aanwezig :
De heer A. Van Oevelen, voorzitter;

Mevrouw M.-F. Carlier, plaatsvervangend voorzitter;
De heren F. de Patoul, E. Struye de Swielande, N. Claeys, L. Jansen, leden
Mevrouw M. Mannès, N. Spruyt, leden.

 

Datum : 18 juni 2013

 

I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

 

A. De feiten

 

Op 7 januari 2009 heeft verzoekster een aanvraag tot opening van een privé rekening (type rekening effectendossier) bij de bank ondertekend, waarbij zij volmacht heeft gegeven aan haar echtgenoot om de geopende rekening te beheren.

 

Begin juni 2009 heeft de echtgenoot van verzoekster aan het kantoor van de bank informatie gevraagd over kasbons en staatsobligaties. Het kantoor bezorgt hem de gevraagde informatie per e-mail en maakt hierin ook melding van de Griekse staatsobligaties met vervaldag 2024 (coupon 4,7%). De echtgenoot van verzoekster vraagt hierop nog meer inlichtingen onder meer over de Griekse obligaties in vergelijking tot andere producten. Deze informatie wordt hem op 10 juni 2009 doorgemaild.

 

Op 18 juni 2009 begeeft verzoekster zich naar het agentschap van de bank. Zij wenst de vragenlijst, die is bedoeld om haar beleggersprofiel te bepalen, niet te beantwoorden. Als gevolg hiervan wordt een formulier “Beleggersprofiel geweigerd” opgesteld en ondertekend door verzoekster. In dit document staat uitdrukkelijk vermeld dat door de weigering de bank niet in staat is na te gaan of de aangeboden financiële diensten en producten in overeenstemming zijn met haar kennis, ervaring, financiële situatie en beleggingsdoelstellingen”.

 

Verzoekster plaatst op dezelfde datum een order tot aankoop van Griekse staatsobligaties met een looptijd van 15 jaar (uitgifte GR0133003161) voor een bedrag van EUR 50.000 aan een limietkoers van 90,9%. Het risiconiveau van de belegging is op 2 ingeschaald (op een schaal van 0, zijnde de laagste score, tot 6, zijnde de hoogste score).

 

Overeenkomstig het overzicht per 30 juni 2009 van de beleggingsportefeuille blijkt dat verzoekster bij de bank houdster is van beleggingen ten belope van EUR 534.795,06, voor 38,34% bestaande uit spaartegoeden, voor 4,22% uit pensioensparen en voor 57,44% uit effecten op rekening. In dit laatste compartiment zitten uitsluitend staatobligaties van Oostenrijk, België, Frankrijk, Ierland, Luxemburg en Griekenland, allemaal in de loop van eind juni 2009 aangekocht telkens voor EUR 50.000 per uitgifte.

 

Op 8 december 2010 bepaalt de bank het beleggersportret van verzoekster dat op “vast” (conservatief) wordt vastgelegd.

 

Ten gevolge van de sinds 2010 aanslepende Griekse staatsschuldcrisis daalden de Griekse staatsobligaties gestaag in marktwaarde. In februari 2012 maakten ze tenslotte het voorwerp uit van een sterke afwaardering, waarbij aan privé-beleggers de mogelijkheid werd geboden om vrijwillig in te gaan op een inruil-bod teneinde hun bestaande obligaties om te zetten in nieuw uit te geven Grieks staatsschuldpapier met een langere looptijd en een lagere rente.

 

In april 2012 legt het echtpaar een klacht bij de bank neer.

 

B. Het standpunt van verzoekster

 

De aankoop van de Griekse staatsobligaties is in juni 2009 gebeurd na beleggingsadvies vanwege de bank.

 

Aangezien de bank op dat moment niet beschikte over het beleggingsprofiel van verzoekster, mocht zij normaliter geen beleggingsadvies verstrekken.

 

De bank draagt bijgevolg een verantwoordelijkheid voor het geleden verlies en is dus gehouden tot schadevergoeding.

 

C. Standpunt van de bank

 

De opmaak van het beleggingsprofiel werd op 18 juni 2009 geweigerd, omdat verzoekster de vragenlijst niet wenste in te vullen.

 

De inlichtingen die eerder per e-mail door het bankkantoor aan de echtgenoot van verzoekster werden verstrekt, berustten op objectieve informatie en zijn als dusdanig niet te beschouwen als een gepersonaliseerde aanbeveling.

 

De belegging is op eigen initiatief van verzoekster tot stand gekomen. De bank draagt dus geen verantwoordelijkheid.

 

II. ADVIES VAN HET COLLEGE VAN EXPERTEN VAN OMBUDSFIN

 

In 2007 werden de gedragsregels van de Europese Richtlijn betreffende de markten voor financiële instrumenten (MiFID) in het Belgisch recht omgezet.

 

Eén van deze gedragsregels bepaalt dat banken vooraf een beleggersprofiel van de cliënt moeten opmaken om beleggingsadvies te kunnen verstrekken. Dit profiel moet toelaten rekening te houden met de financiële kennis, ervaring en beleggingsdoelstellingen van de cliënt bij het formuleren van gepersonaliseerde aanbevelingen in zake financiële instrumenten.

 

Zolang er geen beleggingsprofiel is opgemaakt, kan een cliënt evenwel nog op eigen initiatief orders voor niet-complexe financiële instrumenten plaatsen, zonder dat de financiële instelling hoeft na te gaan of het instrument geschikt is voor betrokkene.

 

In deze context moet dus getoetst worden of de informatie die op 9 en 10 juni 2009 aan de echtgenoot van verzoekster door het bankkantoor werd bezorgd al dan niet als “beleggingsadvies” kan worden beschouwd.

 

Volgens het College houden de antwoorden van de bank in de bewuste mail-uitwisseling een beleggingsadvies in. Hiervoor kan onder meer verwezen worden naar de laatste mail van 10 juni 2009, waarin de kantoorhoudster schrijft : “Vandaar dat ik je in mijn mail ook al even adviseerde, die griekse obligatie geeft schitterende voordelen, daar kan de infl linked niet aan en kasbon zeker niet”.

 

Er werd dus beleggingsadvies verleend, zonder dat formeel het beleggersprofiel van verzoekster en haar echtgenoot was opgemaakt.

 

De mail-uitwisseling van juni 2009 laat echter tevens blijken dat de echtgenoot van verzoekster niet geheel onbekend was met financiële producten en vooral geïnteresseerd leek in het rendement van de mogelijke belegging, ook nadat hem gewezen was op het risico van de hoge rentegevoeligheid van de Griekse staatsobligaties.

 

Op 18 juni 2009 heeft verzoekster bovendien geweigerd om haar beleggersprofiel te laten opmaken, maar niettemin het aankooporder in Griekse staatsobligaties geplaatst.

 

In de gegeven omstandigheden meent het College dat beide partijen in juni 2009 fouten hebben gemaakt: de bank door het verstrekken van beleggingsadvies zonder beleggersprofiel; verzoekster door het weigeren van de opmaak van het beleggersprofiel bij het plaatsen van het aankooporder. Er kan dus gewag gemaakt worden van een gedeelde verantwoordelijkheid.

 

Het College is er bovendien niet van overtuigd dat, in de veronderstelling dat het beleggersportret van verzoekster in juni 2009 zou zijn opgesteld geweest, de Griekse staatsobligaties (met de toenmalige risico-inschaling “2”) niet met het profiel “vast” zouden stroken, temeer daar deze belegging minder dan 10% vertegenwoordigt van de totale beleggingsportefeuille.

 

Derhalve is het College van oordeel dat er geen causaal verband bestaat tussen de fout van de bank en de schade van verzoekster.

 

III. BESLUIT

 

De klacht van verzoekster is ontvankelijk en gegrond.

 

Wegens de gedeelde verantwoordelijkheid van partijen en het ontbreken van enig causaal verband tussen de fout van de bank en de door verzoekster geleden schade, besluit het College evenwel dat de bank niet gehouden is tot schadevergoeding aan verzoekster.