Vorige

Groene lening, voorwaarden voor de toekenning.

2010.2656

 

THEMA

 

Groene lening, voorwaarden voor de toekenning.

 

ADVIES

 

Aanwezig :


De heren A. Van Oevelen, voorzitter;


Mevrouw M.-F. Carlier, plaatsvervangend voorzitter


De heren Y. Evenepoel, P. Drogné, N. Claeys, L. Jansen, W. Van Cauwelaert, C.-G. Winandy, leden.

 

Datum : 19 april 2011

 

I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

 

De bank zet uiteen dat verzoeker zich op 3 augustus 2010 op het kantoor van de bank aanbood om informatie te verkrijgen over een krediet voor de vervanging van een verwarmingsketel in de vorm van een lening op afbetaling met intrestbonificatie, de zogenaamde groene lening. Volgens de bank legde hij een offerte van de installateur X voor ten bedrage van 2.939,91 euro, waarna het bankkantoor hem het tarief van de lening meedeelde en verzoeker toezegde om contact te zullen opnemen met een aannemer voor een uitvoeringsdatum en een factuurdatum.

 

Op 3 september 2010 werd tussen partijen een “overeenkomst van een lening op afbetaling – consumentenkrediet” gesloten, waarbij de bank aan verzoeker een krediet van 2.939,91 euro toekende terug te betalen in dertig maandelijkse afbetalingen. Op hetzelfde ogenblik bezorgde verzoeker aan de bank een factuur, gedateerd op 1 september 2010, van de voormelde installateur X voor een bedrag van 2.939,91 euro. Op deze factuur wordt geen gewag gemaakt van een voorschot.

 

Volgens de bank heeft haar kantoor op vraag van verzoeker telefonisch contact opgenomen met installateur X over de in te vullen documenten bij een groene lening en zou er in dat telefonisch gesprek geen sprake zijn geweest van een voorschot. Volgens verzoeker hebben twee medewerksters van het bankkantoor hem bevestigd dat hij een voorschot mocht betalen en heeft de dossierverantwoordelijke zelf contact opgenomen met installateur X om een voorschotfactuur op te stellen en aan de bank toe te zenden. Installateur X heeft echter geen voorschotfactuur opgesteld, maar verzoeker heeft op 3 september 2010 een voorschot van 1000 euro betaald, wat hij beweert te hebben gedaan na een mondelinge toestemming van de bank.

 

Het plaatselijke bankkantoor vervolledigde vervolgens het dossier en stuurde het door naar het hoofdkantoor, waar opgemerkt werd dat het dossier administratief niet volledig in orde was en dat het plaatselijke kantoor een nieuwe afspraak met verzoeker moest maken om een ditmaal correct contract te komen ondertekenen. Intussen had dit plaatselijk kantoor van installateur X een nieuwe factuur voor dezelfde installatie, gedateerd op 27 september 2010, ontvangen, waarin wel melding wordt gemaakt van de betaling van een voorschot van 1.000 euro. Hierop kreeg verzoeker van de bank te horen dat de groene lening hem geweigerd werd 1) omdat hij een voorschot had betaald, terwijl hiervan voordien geen sprake was, en het bovendien niet toegelaten is om binnen een groene lening een al met eigen middelen betaald voorschot te financieren, en 2) omdat het resterende bedrag (1.939,91 euro) te laag was om een lening toe te staan, aangezien de bank een minimumbedrag van 2.500 euro hanteert voor het toestaan van een groene lening.

 

Verzoeker is het hiermee niet eens, omdat in de wet nergens vermeld wordt dat er geen voorschot mag worden betaald en twee medewerksters van het plaatselijke bankkantoor hem bovendien verzekerd hebben dat hij wel een voorschot mocht betalen. Omdat hij door de weigering van de bank om hem een groene lening toe te kennen en het verstrekken van verkeerde informatie door de bank het risico loopt belastingen te moeten betalen op zijn inkomsten gedurende dertig maanden wegens het niet kunnen inbrengen van de interesten als aftrekpost, vordert hij dit verlies aan belastingvermindering als schadevergoeding terug van de bank.

 

II. ADVIES VAN HET BEMIDDELINGSCOLLEGE

 

Het College stelt vast dat de partijen op 3 september 2010 een “overeenkomst van een lening op afbetaling – consumentenkrediet” hebben ondertekend die beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in artikel 3 van het Koninklijk Besluit van 12 juli 2009 “betreffende de intrestbonificatie voor leningovereenkomsten bestemd voor de financiering van energiebesparende uitgaven” (Belgisch Staatsblad 31 juli 2009), aangezien :

 

  • de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet van toepassing is op deze lening (artikel II.6.1. van de overeenkomst);
  • het toegekende krediet 2.939,91 euro bedraagt (artikel I.1. van de overeenkomst), d.w.z. binnen de grenzen van minstens 1.250 euro en maximum 15.000 euro;
  • verzoeker op het ogenblik van de ondertekening van de lening via de bank om de toekenning van de intrestbonificatie vraagt (artikel I.1. gelezen in samenhang met artikel II.2., derde lid, van de overeenkomst).

 

Bovendien is voldaan aan het vereiste van artikel 4 van het voormelde Koninklijk Besluit van 12 juli 2009, namelijk dat de kredietnemer (verzoeker) voorafgaandelijk aan de terbeschikkingstelling van het kapitaal aan de kredietgever (de bank) een fotokopie bezorgt van de werken in verband met de uitgaven die met het kapitaal worden gefinancierd, aangezien niet betwist wordt dat verzoeker op het ogenblik van de ondertekening van de leningsovereenkomst een factuur van installateur X, gedateerd op 1 september 2009 en betrekking hebbende op de door deze lening gefinancierde werken, aan de bank heeft overhandigd.

 

De bank voert ten onrechte aan dat het niet toegelaten is dat de kredietnemer bij een groene lening een voorschot met eigen middelen zou betalen. Zolang het bedrag van de lening, na aftrek van het zelf betaalde voorschot, binnen de perken blijft van de bedragen vermeld in artikel 3 van het voormelde Koninklijk Besluit van 12 juli 2009, bestaat er geen bezwaar tegen dat een voorschot wordt betaald met eigen middelen. Aan deze voorwaarde is in dit geval voldaan, aangezien na aftrek van het betaalde voorschot het bedrag van de lening 1.939,91 euro is, d.w.z. minstens 1.250 euro en niet meer dan 15.000 euro, zoals voorgeschreven in artikel 3 van het voormelde Koninklijk Besluit van 12 juli 2009.

 

De bank voert terecht aan dat zij gerechtigd was de groene lening te weigeren omdat, na aftrek van het betaalde voorschot, de lening minder bedroeg dan het door haar gehanteerde minimum van 2.500 euro. In artikel II.2., derde lid, van de overeenkomst wordt immers bepaald dat de kredietnemer, in verband met de reglementering inzake de toekenning van een intrestbonificatie, verklaart kennis te hebben genomen “van de prospectus van de bank inzake consumentenkrediet”. In punt 5 van deze prospectus staat dat het bedrag van de groene lening minimum 2.500 euro moet bedragen. Aan het slot van de overeenkomst wordt bepaald dat alle partijen erkennen een exemplaar van de overeenkomst te hebben ontvangen en dat zij deze overeenkomst aanvaarden in al haar bedingen. Verzoeker is derhalve gebonden door deze clausule.

 

III. BESLUIT

 

De klacht van verzoeker is ontvankelijk, maar ongegrond.