Vorige

Hypothecair krediet, fiscale aftrek.

2009.2223

 

THEMA

 

Hypothecair krediet, fiscale aftrek.

 

ADVIES

 

Aanwezig :


De heren A. Van Oevelen, voorzitter;


Mevrouw L-M. Henrion, plaatsvervangend voorzitter


De heren F. de Patoul, P. Drogné, N. Claeys, L. Jansen, W. Van Cauwelaert, C.-G. Winandy, leden.

 

Datum : 27 april 2010

 

I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

 

A. De feiten en het standpunt van verzoeker

 

Verzoeker is eigenaar van een woning, gewaarborgd door een hypotheek. Hij was van plan een perceel bouwgrond te kopen en hierop een nieuwe woning te laten bouwen.

 

In 2007 ging verzoeker voor de aankoop van het perceel bouwgrond bij de bank twee leningen aan, één van 100.000 euro en één van 65.000 euro, beide gewaarborgd door een hypothecair mandaat. De  reden voor deze opsplitsing was dat de lening van 65.000 euro enkele jaren later zou worden terugbetaald en dat de lening van 100.000 euro qua afbetaling op jaarbasis gelijk liep met het maximum fiscaal aftrekbare bedrag.

 

Daarnaast werd door de bank aan verzoeker een overbruggingskrediet van 120.000 euro toegekend voor de bouw van zijn nieuwe woning. Dit krediet werd terugbetaald met de opbrengst van de verkoop van de eerste woning.

 

Volgens verzoeker zou de kantoordirecteur hebben voorgesteld om de lening voor de aankoop van de bouwgrond om te zetten in een hypothecair gewaarborgde lening die wel fiscaal aftrekbaar is, wat niet het geval is voor de lening toegestaan voor de aankoop van de bouwgrond. In de loop van 2009 blijkt dat om fiscale redenen het niet mogelijk is de fiscaal niet-aftrekbare lening om te zetten in een fiscaal aftrekbare lening. Verzoeker is van oordeel dat hij door de bank niet correct werd geïnformeerd en onjuist werd geadviseerd en vraagt dat de bank hem vergoedt voor de door hem geleden schade.

 

B. Het standpunt van de bank

 

In een brief van 15 oktober 2009 verontschuldigt de bank zich bij verzoeker als haar dienstverlening niet voldoet aan diens verwachtingen. Na erop gewezen te hebben dat zij de medewerkster heeft gehoord die het dossier heeft behandeld, vervolgt de bank : “Er werd een krediet met hypothecair mandaat voorgesteld om de aankoop van een bouwgrond te financieren. Deze vorm werd u voorgesteld om de notariskosten te drukken en het feit dat de kapitaaldelgingen van een bouwgrondlening fiscaal niet aftrekbaar zijn. Het overbruggingskrediet werd aangegaan om de verkoop van een eigendom en de bouw van een woning te overbruggen. Na de verkoop van de eigendom kon deze, geheel of gedeeltelijk, omgezet worden in een woonkrediet, gewaarborgd door een hypotheek, zodat deze kapitaaldelgingen wel fiscaal aftrekbaar werden.”

 

In een brief van 10 november 2009 schrijft de bank aan verzoeker dat de ombudsdienst van de bank het dossier opnieuw heeft onderzocht en dat “uit dit onderzoek blijkt dat u (= verzoeker) terecht beweert dat de kantoordirecteur niet heeft gezegd dat het overbruggingskrediet geheel of gedeeltelijk kon worden omgezet in een woonkrediet, gewaarborgd door een hypotheek. Wij hebben het mailverkeer tussen de kantoordirecteur en de interne dienst nagekeken en nergens heeft de kantoordirecteur dergelijke uitspraak gedaan. Wij hebben de kantoordirecteur opnieuw gecontacteerd en deze bevestigt nooit te hebben gezegd dat het overbruggingskrediet geheel of gedeeltelijk kon omgezet worden omdat dit ook niet mogelijk is. Onze klachtenbeheerder erkent de verklaring van de kantoordirecteur verkeerd te hebben geïnterpreteerd en u hierover verkeerde informatie te hebben verstrekt. Wij verontschuldigen ons voor de niet correcte inhoud van de brief van 15 oktober 2009 en begrijpen dat hierdoor uw gevoel dat uw kredietendossier niet correct werd afgehandeld nog versterkt werd.” De bank is van oordeel dat aan haar kantoorhouder geen fout kan worden verweten in de fiscale aanpak van het kredietdossier van verzoeker. Om die reden wenst zij niet in te gaan op de schadevergoedingsaanspraak van verzoeker.

 

In een e-mailbericht aan de Bemiddelingsdienst van 12 februari 2010 bevestigt de bank het standpunt dat zij heeft ingenomen in haar brief van 10 november 2009 aan verzoeker.

 

II. ADVIES VAN HET BEMIDDELINGSCOLLEGE

 

Op basis van bovenstaand feitenrelaas en de hierboven weergegeven uiteenzetting van de standpunten van de partijen stelt het College vast dat niet kan worden uitgemaakt welke informatie en welk advies de kantoorhouder van de bank aan verzoeker heeft verstrekt betreffende de fiscale aftrek van de door verzoeker in 2007 aangegane kredieten, aangezien er geen schriftelijke neerslag is van de tussen hen gevoerde gesprekken. Het college kan zich echter niet van de indruk ontdoen dat de verklaringen van verzoeker geloofwaardiger overkomen, aangezien ze constant dezelfde blijven en uitdrukkelijk door de bank werden bevestigd in haar voormelde brief van 15 oktober 2009, terwijl de bank nadien in haar brief van 10 november 2009 hierop terugkomt met als argument dat haar klachtenbeheerder de verklaring van de kantoorhouder verkeerd heeft begrepen.

 

Afgezien van wat er door de kantoorhouder van de bank aan verzoeker is gezegd, dient een bank, als professionele kredietverlener, aan haar cliënten een correct fiscaal advies te geven betreffende de fiscale gevolgen van de door haar verstrekte kredieten. In dit geval blijkt uit de voormelde brief van de bank van 15 oktober 2009 duidelijk dat de kantoorhouder aan verzoeker een verkeerd fiscaal advies heeft gegeven : aan verzoeker had moeten worden geadviseerd om een overbruggingskrediet te nemen voor de aankoop van de bouwgrond en een hypothecair gewaarborgde lening voor de bouw van de woning in plaats van wat nu omgekeerd werd geadviseerd. Hieraan wordt geen afbreuk gedaan door de bewering van de bank in haar brief van 10 november 2009 dat haar klachtenbeheerder de verklaring van de kantoorhouder verkeerd heeft geïnterpreteerd.

 

Het College is dan ook van oordeel dat de bank verzoeker moet vergoeden voor het nadeel dat hij heeft geleden doordat het door hem in 2007 aangegane krediet fiscaal niet aftrekbaar is. Aan de bank wordt gevraagd om de door verzoeker geleden schade te berekenen en op grond daarvan aan verzoeker een voorstel van schadeloosstelling te bezorgen.

 

III. BESLUIT

 

De klacht van verzoeker is ontvankelijk en gegrond. De bank wordt verzocht de schade te berekenen die verzoeker heeft geleden doordat het door hem in 2007 aangegane krediet fiscaal niet aftrekbaar is, en op grond daarvan aan verzoeker een voorstel van schadeloosstelling te bezorgen.

 

De bank heeft het advies van het College niet gevolgd.