Vorige

Hypothecair krediet, schuldsaldoverzekering.

2007.1148

 

THEMA

 

Hypothecair krediet, schuldsaldoverzekering.

 

ADVIES

 

Aanwezig :


De heren A. Van Oevelen, voorzitter;


Mevrouw L-M. Henrion, plaatsvervangend voorzitter


De heren F. de Patoul, P. Drogné, N. Claeys, L. Jansen, R. Jonckheere, Cl. Louis, leden.

 

Datum : 18 maart 2008

 

I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

 

Op 5 november 2003 werd door verzoekster en haar echtgenoot een hypothecair krediet afgesloten bij de bank met een schuldsaldoverzekering op naam van de kredietnemers bij een verzekeraar behorende tot dezelfde groep.

 

Op 27 januari 2006 zijn de echtgenoten officieel gescheiden.

 

In april 2006 wordt het krediet terugbetaald.

 

Op 30 maart 2006 wordt verzoekster gedebiteerd voor achterstallige schuldsaldopremies ten bedrage van 601,65 euro in de rekening op haar persoonlijke naam.

 

Verzoekster vordert het bedrag van 601,65 euro terug, en wijst erop dat de echtscheiding al in augustus 2004 kenbaar was gemaakt aan de bank, dat de aflossingen van het krediet steeds werden nagekomen, dat de gezamenlijke rekening werd stopgezet in augustus 2004, op het ogenblik dat zij een nieuwe rekening opende op haar naam.
Op 6 maart 2006 ontving de bank een verzoek tot afrekening vanwege de notaris.
Het bewuste bedrag betreft de betaling van achterstallige premies van de echtgenoot van verzoekster. Verzoekster ontving geen aanmaningen tot betaling noch een ingebrekestelling.

 

De bank verwijst naar artikel 5 van de akte van hypothecair krediet, waarin de kredietnemers de bank machtigen vervallen premies te betalen, indien de kredietnemers nalaten dit zelf te doen.
Zij wijst erop dat er geen ontlasting is gevraagd door één van de beide kredietnemers, waardoor zij beiden hoofdelijk gebonden blijven.

 

Tenslotte stelt zij dat zolang het krediet niet is terugbetaald de contractuele verplichtingen blijven gelden.

 

De bank verwerpt de eis van verzoekster.

 

II. ADVIES VAN HET OMBUDSCOLLEGE

 

Het College stelt vast dat er geen aanmaning is aan verzoekster door de verzekeraar.
De bank heeft het recht als gevolg van artikel 5 van de kredietovereenkomst haar zekerheden te vrijwaren en bij wijze van voorschot de betaling te verrichten aan de verzekeraar in de plaats van de kredietnemer.

 

Deze bepaling heeft niet de draagwijdte die de bank eraan toekent, omdat dit voorschot enkel gerecupereerd kan worden op de rekening van de kredietnemer indien er een volmacht tot debiteren is verleend in de rekening waarop de betalingen geschieden of indien er een domiciliatie bestaat. Aan deze voorwaarden is in dit geval niet voldaan.

 

Eenheid van rekening kan niet ingeroepen worden ter compensatie van schulden, ontstaan uit hoofde van een andere derde maatschappij.

 

III. BESLUIT

 

De klacht is ontvankelijk en gegrond. Het College nodigt de bank uit de som van 601,65 euro terug te storten aan verzoekster.

 

De bank heeft het advies van het College gevolgd.