Vorige

Kredietaanvraag – terugbetalingscapaciteit – professionele zorgvuldigheidsverplichting.

 

 

2011.0297

 

THEMA

 

Kredietaanvraag – terugbetalingscapaciteit – professionele zorgvuldigheidsverplichting.

 

ADVIES

 

Aanwezig :
De heren A. Van Oevelen, voorzitter;
Mevrouw M.-F. Carlier, plaatsvervangend voorzitter
De heren F. de Patoul, N. Claeys, L. Jansen, leden
Mevrouw M. Mannès, lid.

 

Datum : 18 september 2012

 

I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

 

Op 29 september 2009 heeft de bank aan verzoekster, met het oog op de aankoop van een appartement, een woonkrediet toegestaan ten bedrage van 184.640 euro, met een variabele rentevoet, door verzoekster terug te betalen op dertig jaar, met maandelijkse afbetalingen van 807 euro.

 

Korte tijd nadien ondervindt verzoekster grote moeilijkheden om haar krediet terug te betalen. Zij acht de bank hiervoor verantwoordelijk omdat de bank haar dit krediet heeft toegestaan op basis van een netto maandloon van 1.783 euro, terwijl haar maandloon op dat ogenblik slechts 1.240 euro bedroeg.

 

De bank zet uiteen dat zij bij een kredietaanvraag aan de cliënt steeds vraagt om een recent loonstrookje te bezorgen. Verzoekster heeft aan de bank het loonstrookje van februari 2009 bezorgd, waarop een nettoloon van 1.545,32 euro wordt vermeld. Op dit bedrag heeft de bank een berekening toegepast, rekening houdende met het vakantiegeld en de dertiende maand, wat het bedrag van 1.783 euro heeft opgeleverd.

 

De vader van verzoekster heeft er volgens de bank op gewezen dat het nettoloon van februari 2009 diende verminderd te worden met 298,72 euro, omdat het maandloon van februari 2009 een uitzonderlijk hoge vergoeding was. De bank antwoordt hierop dat zij dit niet kon weten  op basis van de door verzoekster voorgelegde loonstrook.

 

De bank zet voorts uiteen dat verzoekster bij haar kredietaanvraag had verklaard dat ze van plan was om de eerste jaren nog bij haar ouders te blijven wonen en haar appartement te verhuren tegen 700 euro per maand. Ze heeft dit echter niet gedaan en is onmiddellijk zelf in het appartement gaan wonen.

 

Ten slotte wijst de bank erop dat verzoekster bij haar kredietaanvraag had verklaard dat zij avondschool volgde en dat het behalen van haar diploma haar loon bij het boekhoudkantoor waar zij werkte met 300 à 400 euro zou verhogen. Een jaar later is echter gebleken dat zij de avondschoolstudie niet heeft voltooid en dat zij zelfs ontslagen was op het boekhoudkantoor. Thans is zij werkloos en ontvangt zij een werkloosheidsuitkering van ongeveer 1.055 euro per maand.

 

Op basis van bovenstaande elementen is de bank van oordeel dat zij geen fout heeft begaan bij het toestaan van het hierboven vermelde woonkrediet aan verzoekster. Zij betoogt dat zij niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de daling van de inkomsten van verzoekster na het aangaan van het krediet.

 

De bank voegt eraan toe dat zij de vraag van verzoekster om de terugbetalingstermijn te verhogen tot veertig jaar heeft onderzocht, maar dat dit geen oplossing is voor de financiële problemen van verzoekster, omdat haar krediet werd toegestaan tegen een variabele rentevoet, waarvoor de maximumduur dertig jaar is. Een herfinanciering naar een krediet op veertig jaar tegen een vaste rentevoet biedt geen oplossing, omdat de maandelijkse aflossing dan hoger is.

 

II. ADVIES VAN HET BEMIDDELINGSCOLLEGE

 

De bank heeft de professionele zorgvuldigheidsverplichting om slechts een krediet, in dit geval een woonkrediet, toe te staan als zij, op basis van de gegevens waarover zij beschikt of zou moeten beschikken, redelijkerwijze mag aannemen dat de kredietnemer in staat zal zijn de uit de kredietovereenkomst voortvloeiende verplichtingen na te leven.

 

Het College is van oordeel dat de bank in dit geval deze zorgvuldigheidsverplichting niet volledig heeft nageleefd. Zij heeft immers enkel het loon van verzoekster van februari 2009 in aanmerking genomen en niet nagegaan of het loon van die maand wel representatief was voor het jaarloon van verzoekster. Zelfs indien enkel het loon van februari 2009, zijnde 1.783 euro (met inbegrip van het pro rata gedeelte van het vakantiegeld en de dertiende maand), in aanmerking wordt genomen, stelt het College vast dat het door verzoekster maandelijks af te lossen bedrag ongeveer 45% van haar maandinkomen bedraagt. Algemeen wordt aanvaard dat met een dergelijk maandloon dit percentage te hoog is om nog een menswaardig leven te leiden.

 

Verzoekster is echter ook voor een deel verantwoordelijk voor de problemen bij het terugbetalen van haar woonkrediet, want zij heeft de besparingen (door het verhuren van het appartement) en de loonsverhogingen (na het volgen van avondonderwijs) die zij bij haar kredietaanvraag in het vooruitzicht had gesteld, niet waar gemaakt.

 

Aangezien het verlengen van de terugbetalingstermijn van het woonkrediet geen oplossing vormt voor de financiële problemen van verzoekster, stelt het College voor dat verzoekster haar appartement verkoopt en met de verkoopopbrengst haar woonkrediet vervroegd terugbetaalt. Voorts beveelt het College de bank aan om voor deze vervroegde terugbetaling aan verzoekster geen wederbeleggingsvergoeding aan te rekenen. Op deze wijze vergoedt de bank verzoekster voor de schade veroorzaakt door het onzorgvuldig toestaan van dit woonkrediet.

 

III. BESLUIT

 

De klacht van verzoekster is ontvankelijk en in de volgende mate gegrond : aan verzoekster wordt voorgesteld haar appartement te verkopen en met de verkoopopbrengst haar woonkrediet vervroegd terug te betalen; aan de bank wordt gevraagd voor deze vervroegde terugbetaling geen wederbeleggingsvergoeding aan te rekenen.

 

De bank heeft het advies van het College gevolgd.