Vorige

Kredietopening - formulier "Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet" afwezig.

2013.2152

 

THEMA

 

Kredietopening - formulier "Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet" afwezig.

 

ADVIES

 

Aanwezig :
De heren A. Van Oevelen, voorzitter;
Mevrouw M.-F. Carlier, Ondervoorzitter
De heren F. de Patoul, E. Struye de Swielande, N. Claeys, L. Jansen, leden
Mevrouw M. Mannès, lid.

 

Datum : 16 september 2014

 

I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

 

Op 22 november 2011 gingen verzoeker en zijn toenmalige partner, met wie hij op dat ogenblik ongehuwd samenwoonde, bij de bank een kredietopening aan voor een bedrag van 5000 euro. De overeenkomst werd gesloten in het kantoor van de bank te L., nadat een eerdere aanvraag in het kantoor te S. geweigerd was.

 

Het staat vast en het wordt door de bank niet betwist dat verzoeker zelf niet aanwezig was op het ogenblik van het toestaan van dit krediet en dat de tekst van het contract met zijn toenmalige partner ter ondertekening werd meegegeven.

 

Tot waarborg van de terugbetaling van dit krediet ondertekenden verzoeker en zijn partner op dezelfde dag een overeenkomst van overdracht van loon en inpandgeving van schuldvorderingen ten gunste van de bank.

 

Volgens de bank werd deze kredietopening door beide kredietnemers gedurende twee jaar intens gebruikt, zowel voor het storten van lonen als voor het verrichten van betalingen. Volgens de moeder en de peetvader van verzoeker werd deze kredietopening slechts gedurende een zevental maanden gebruikt en dan nog enkel voor het storten van het loon van verzoeker en voor de betaling van de schulden van zijn toenmalige partner. Intussen is aan de relatie tussen de twee kredietnemers een einde gekomen en vertoont de kredietopening een ongeoorloofde debetstand.

 

In uitvoerige briefwisseling van de moeder en de peetvader van verzoeker met de bank wordt er onder meer op gewezen dat de overeenkomst van kredietopening werd gesloten zonder dat de bank vooraf het daartoe vereiste gegevensbestand heeft geraadpleegd.

 

De bank erkent dat vóór het sluiten van de overeenkomst aan de verzoeker en zijn toenmalige partner het formulier “Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet” niet werd overhandigd. De bank wijst er echter op dat de overhandiging van dit formulier tot doel heeft de cliënt in staat te stellen de belangrijkste voorwaarden van het krediet te vergelijken met die van andere banken, wat hier niet het geval was, omdat het een kredietaanvraag betrof.

 

II. ADVIES VAN HET COLLEGE

 

Artikel 11, § 1, eerste lid, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, zoals nadien gewijzigd, bepaalt dat de kredietgever, voordat de consument door een kredietovereenkomst en/of een aanbod is gebonden, op basis van de door hem aangeboden kredietvoorwaarden en de eventueel door de consument kenbaar gemaakte voorkeur en verstrekte informatie, de consument de nodige informatie verstrekt om verschillende aanbiedingen te kunnen vergelijken en zo een geïnformeerd besluit te kunnen nemen over het sluiten van een kredietovereenkomst. Deze bepaling vervolgt : “Die informatie wordt, op papier of op een andere duurzame drager, verstrekt overeenkomstig het formulier ‘Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet’ in bijlage 2 bij deze wet”.

 

Krachtens artikel 4 van deze wet is “elk met de bepalingen van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten strijdig beding nietig voor zover het ertoe strekt de rechten van de consument in te perken of zijn verplichtingen te verzwaren”. Hieruit volgt dat de bepalingen van deze wet van dwingend recht zijn ten voordele van de consument, zodat er niet van kan worden afgeweken in het nadeel van de consument. Aangezien in dit geval kennelijk niet is voldaan aan het vereiste van informatieverstrekking van artikel 11, § 1, eerste lid, van deze wet, dient deze overeenkomst als nietig te worden beschouwd.

 

Krachtens artikel 15, eerste lid, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet zijn de kredietgever en de kredietbemiddelaar verplicht om voor de kredietovereenkomsten die zij gewoonlijk aanbieden of waarvoor zij gewoonlijk bemiddelen, het krediet te zoeken dat qua soort en bedrag het best is aangepast, rekening houdend met de financiële toestand van de consument op het ogenblik van het sluiten van de kredietovereenkomst en met het doel van het krediet. Aangezien in dit geval niet wordt betwist dat verzoeker zelf niet aanwezig was op het ogenblik dat het litigieuze krediet werd verstrekt, was het voor de bank niet mogelijk na te gaan welk het doel was van het gevraagde krediet en evenmin of dat krediet qua soort en bedrag het best aangepast was. Ook wegens niet-naleving van deze dwingende bepaling van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet dient de aangegane overeenkomst van kredietopening als nietig te worden beschouwd.

 

Met toepassing van artikel 92, eerste lid, 1e van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet is het College van oordeel dat de verzoeker in dit geval enkel gehouden is tot teruggave van de helft van de actuele debetstand van de kredietopening.

 

III. BESLUIT

 

De klacht van verzoeker is ontvankelijk en in de volgende mate gegrond dat de door verzoeker aangegane overeenkomst van kredietopening als nietig moet worden beschouwd.

 

Het College verzoekt de verzoeker om de helft van de actuele debetstand van de kredietopening aan de bank terug te betalen.

 

Het advies werd gevolgd.