Vorige

Nalatenschap – verkoop fondsen na overlijden.

 

2015.433

 

THEMA

 

Nalatenschap – verkoop fondsen na overlijden.

 

ADVIES

 

Aanwezig :
De heer A. Van Oevelen, voorzitter;

Mevrouw M.-F. Carlier, Ondervoorzitter

De heren E. Struye de Swielande, N. Claeys, L. Jansen, leden

Mevrouw M. Mannès, N. Spruyt, leden.

 

Datum : 3 juli 2015

 

I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

 

Verzoekers zijn de wettige erfgenamen van wijlen mevrouw X. Het attest van erfopvolging, opgemaakt door de notaris, dateert van 17 mei 2011.

 

De bank deelt mee dat zij dit attest op 24 mei 2011 heeft ontvangen, dat zij dezelfde dag de erfgenamen heeft gecontacteerd voor de vrijgave van de tegoeden en dat zij op 12 augustus 2011 de vereffeningsopdracht heeft ontvangen.

 

Wijlen mevrouw X had op 12 februari 1999 een pensioenspaarrekening bij de bank geopend. In de vereffeningsopdracht van 12 augustus 2011 werd de uitbetaling van de pensioenspaarrekening gevraagd. Deze uitbetaling werd uitgevoerd op 19 augustus 2011.

 

Tussen de datum van het overlijden van mevrouw X en het tijdstip van de uitbetaling van de pensioenspaarrekening zijn de fondsen waarin de pensioenspaarrekening had belegd flink in waarde gedaald, waardoor de verzoekers heel wat verlies hebben geleden. Zij zijn van oordeel dat de bank de waarde dient uit te betalen die is opgenomen in de aangifte van de successie en dat de bank de nodige maatregelen had moeten nemen om die waarde te behouden, meer bepaald door de fondsen te verkopen waarin de pensioenspaarrekening had belegd.

 

De bank is het hiermee niet eens en wijst erop dat zij de erfgenamen niet verplicht om bij de vereffening van de nalatenschap over te gaan tot onmiddellijke vereffening van de pensioenspaarrekening. De erfgenamen kunnen een later en gunstiger moment afwachten voor die vereffening.

 

II. ADVIES VAN HET COLLEGE

 

De bank deelt mee dat zij niet meer beschikt over de productfiche die in 1999 werd opgemaakt bij de opening van de pensioenspaarrekening van wijlen mevrouw X en dat zij ook de op dat ogenblik van kracht zijnde prospectus niet kan voorleggen.

 

Voor de beoordeling van deze betwisting heeft het College zich dan ook gebaseerd op het “Algemeen reglement der verrichtingen” van de bank, aangezien dit reglement de rechtsverhouding tussen de bank en haar cliënten beheerst bij ontstentenis van bijzondere contractuele bepalingen. Uit geen enkele bepaling van dit algemeen reglement blijkt dat de bank de bevoegdheid laat staan de verplichting had om de fondsen waarin de pensioenspaarrekening had belegd, te verkopen op het ogenblik van de aangifte van de successie. Behalve indien de partijen anders zijn overeengekomen, wat hier niet het geval is, is de bank alleen een bewaarnemer en geen eigenaar van de fondsen van de pensioenspaarrekening, en als bewaarnemer had de bank niet de bevoegdheid om deze fondsen te verkopen. Aan de bank kan bijgevolg geen fout worden verweten.

 

III. BESLUIT

 

De klacht van verzoekers is ontvankelijk maar ongegrond.