Vorige

Opdracht tot domiciliëring niet gegeven – niet-toegestane betalingstransacties.

 

2013.0314

 

THEMA

 

Opdracht tot domiciliëring niet gegeven – niet-toegestane betalingstransacties – termijn van dertien maanden doet geen afbreuk aan de verjaringstermijn van 10 jaar.

 

ADVIES

 

Aanwezig :
De heren A. Van Oevelen, voorzitter;
Mevrouw M.-F. Carlier, plaatsvervangend voorzitter
De heren F. de Patoul, E. Struye de Swielande, N. Claeys, L. Jansen, leden
Mevrouw M. Mannès, N. Spruyt, leden.

 

Datum : 23 juli 2013

 

I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

 

Verzoekers, die thans uit de echt gescheiden zijn, zetten in hun brief van 5 februari 2013 uiteen dat hun zichtrekening bij de bank vanaf 7 januari 2004 het voorwerp uitmaakte van een domiciliëringsopdracht ten gunste van de Sint-Michielsbond van de Christelijke Mutualiteit (hierna : CM). Verzoekers zijn weliswaar lid van de CM, maar voeren aan dat zij nooit opdracht hebben gegeven voor deze domiciliëring en hierover ook geen enkel document hebben ondertekend. Zij wijzen erop dat zij, doordat zij lid zijn van de CM en doordat hun dochter in 2003 is geboren, geen argwaan hadden.

 

Verzoekers zetten voorts uiteen dat zij op 10 januari 2012 vaststelden dat deze opdracht tot domiciliëring niet door hen werd gegeven, maar door een andere persoon. Zij hebben aan de bank dan ook onmiddellijk opdracht gegeven om deze domiciliëring stop te zetten. Uit bijlage 6 bij hun brief van 5 februari 2013 blijkt dat er sindsdien op grond van deze vermeende domiciliëringsopdracht geen bedragen meer van hun zichtrekening zijn afgehouden.

 

Verzoekers vragen de terugbetaling van de som van 961,55 euro, zijnde het totaal van de bedragen die ten onrechte via voormelde domiciliëringsopdracht van hun zichtrekening werden afgehouden.

 

De bank betwist niet dat zij geen domiciliëringsopdracht heeft gekregen. Zij verwijst naar artikel 2.14 van haar Algemeen Reglement der Verrichtingen dat bepaalt dat de klant verplicht is zijn rekeninguittreksels steeds te controleren. Voorts beroept de bank zich op hetzelfde artikel uit haar Algemeen Reglement der Verrichtingen alsook op artikel 34 van de wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten, die beide aan de klant een termijn van dertien maanden toekennen, te rekenen vanaf de valutadatum van de debitering, om de bank in kennis te stellen van de niet-toegestane betalingstransacties. Aangezien de verzoekers niet binnen dertien maanden na de eerste betwiste debitering reageerden, is de bank van oordeel dat de verrichtingen die werden uitgevoerd tot dertien maanden vóór de kennisgeving aan de bank, geacht moeten worden door verzoekers te zijn bekrachtigd en goedgekeurd.

 

II. ADVIES VAN HET COLLEGE

 

De wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten is in werking getreden op 1 april 2010. Aangezien de betwiste verrichtingen deels vóór en deels na de inwerkingtreding van deze wet hebben plaatsgehad, dient voor de oplossing van dit geschil een onderscheid te worden gemaakt tussen deze twee periodes.

 

Voor de periode tussen 7 januari 2004 en 31 maart 2010 geldt het gemene recht, dat in dit geval inhoudt dat de bank, die ieder kwartaal een bedrag van de zichtrekening van verzoekers heeft ingehouden, zonder hiervoor een opdracht van de verzoekers te hebben ontvangen, haar verbintenissen voortvloeiende uit de rekeningovereenkomst met verzoekers niet correct heeft uitgevoerd. De bank is er dan ook toe gehouden deze ten onrechte ingehouden bedragen aan verzoekers terug te betalen, vermeerderd met de verwijlinteresten, berekend aan de wettelijke rentevoet, vanaf de ingebrekestelling, die heeft plaatsgehad op 10 januari 2012. Aan deze regeling wordt geen afbreuk gedaan door artikel 2.14 van het Algemeen Reglement der Verrichtingen van de bank, dat aan de klant een termijn van dertien maanden toekent, te rekenen van de valutadatum van de debitering, om de bank in kennis te stellen van de niet-toegestane betalingstransacties. Deze bepaling mag immers de wettelijke verjaringstermijn, die in dit geval tien jaar bedraagt (zie artikel 2262bis, § 1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek), vooraf niet inkorten. Aangezien deze verjaringstermijn in dit geval nog niet verstreken is, kunnen verzoekers nog altijd terugbetaling vragen van de bedragen die ten onrechte van hun zichtrekening werden afgehouden.

 

Voor de periode vanaf 1 april 2010 geldt de voormelde wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten. De bank beroept zich ten onrechte op artikel 34 van deze wet om de door haar ten onrechte ingehouden bedragen niet te moeten terugbetalen. Deze bepaling legt aan de klant de verplichting op om de bank onverwijld en uiterlijk binnen een termijn van dertien maanden, te rekenen vanaf de betwiste verrichting, in kennis te stellen van de niet-toegestane of niet correct uitgevoerde verrichtingen. Deze termijn is enkel voorgeschreven om bij de bank een onjuiste of betwiste verrichting te melden en om een rectificatie te vragen. In de memorie van toelichting bij het wetsontwerp dat tot de wet van 10 december 2009 heeft geleid, wordt echter duidelijk aangegeven dat deze termijn van dertien maanden “voor het verzoeken van een rechtzetting […] geen afbreuk [doet] aan de verjaringstermijnen binnen dewelke vorderingen overeenkomstig het gemeen recht kunnen ingesteld worden” (Parl.St., Kamer, Doc. 52, nr. 2179/1, p. 66). Aangezien voor de periode vanaf 1 april 2010 de vordering van verzoekers om terugbetaling te verkrijgen van de bedragen die ten onrechte van hun zichtrekening werden gehouden, nog niet verjaard is, kunnen verzoekers nog altijd terugbetaling vragen van deze bedragen, vermeerderd met de verwijlinteresten vanaf 10 januari 2012.

 

III. BESLUIT

 

De klacht van de verzoekers is ontvankelijk en gegrond.

 

Het College verzoekt de bank derhalve om aan de verzoekers het bedrag van 875,95 euro (zijnde 961,55 euro, verminderd met het reeds terugbetaalde bedrag van 84,60 euro) terug te betalen, te vermeerderen met de aan de wettelijke rentevoet te berekenen verwijlinterest vanaf 10 januari 2012.

 

De bank heeft het advies van het College niet gevolgd.