Vorige

Overschrijving na opzegging volmacht – zorgvuldigheidsplicht van de bank – termijn voor betwiste verrichtingen.

2013.0774

 

THEMA

 

Overschrijving na opzegging volmacht – zorgvuldigheidsplicht van de bank – termijn voor betwiste verrichtingen.

 

ADVIES

 

Aanwezig :
De heren A. Van Oevelen, voorzitter;
Mevrouw M.-F. Carlier, plaatsvervangend voorzitter
De heren E. Struye de Swielande, N. Claeys, L. Jansen, leden
Mevrouw M. Mannès, N. Spruyt, leden.

 

Datum : 24 september 2013

 

I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

 

Verzoeker is houder van een zichtrekening bij de bank. Uit onderzoek van de bank blijkt dat verzoeker sinds 30 april 2009 beschikte over een online-abonnement waarmee hij te allen tijde toegang had tot zijn rekeninginformatie. Tot 28 mei 2011 ontving hij zijn rekeninguittreksels via dit online-systeem. Als hij ze niet opvroeg, werden deze afschriften binnen drie maanden per post verstuurd. Op 28 mei 2011 werd de verzendafspraak aangepast naar “per post”. Op 14 september 2011 werd dit opnieuw aangepast naar “online”.

 

In een niet-gedateerde brief aan de cliëntendienst van de bank, aldaar ontvangen op 5 februari 2013, zet verzoeker uiteen dat hij in juni 2011 heeft vernomen dat zijn moeder een volmacht had verkregen op zijn rekening. Hij wijst erop dat zijn moeder deze volmacht heeft verkregen onder het voorwendsel dat hij een zwaar verkeersongeval had gehad en dat hij er erg aan toe was, terwijl hij op de dag van de ondertekening van de volmacht als vrijwilliger bij de landmacht in Leopoldsburg is begonnen. Verzoeker legt er de nadruk op dat hij aan zijn moeder nooit een volmacht op zijn rekening had gegeven en dat hij zich niet kan herinneren dat hij hiervoor ooit een formulier had ondertekend. Op 14 september 2011 wordt de volmacht op naam van zijn moeder beëindigd.

 

Als bijlage bij zijn brief aan de cliëntendienst aan de bank voegt verzoeker een rekeninguittreksel waaruit blijkt dat de dag waarop zijn moeder een volmacht op zijn rekening kreeg, op het bankkantoor een bedrag van 350 euro werd opgenomen. Hij voegt er ook rekeninguittreksels bij waaruit blijkt dat er in 2011 voor een bedrag van 511 euro van zijn rekening werd overgeschreven naar die van zijn moeder.

 

Op 13 juni 2012 legt verzoeker bij de politie klacht neer tegen zijn moeder wegens schriftvervalsing, omdat zij zijn handtekening zou hebben vervalst op het formulier waarbij hij aan haar volmacht verleende op zijn zichtrekening bij de bank. Op 13 juli 2012 wordt het personeelslid bij het bankkantoor, met wie de moeder van verzoeker de volmacht op de rekening van verzoeker had afgehandeld, verhoord door de politie. Het betrokken personeelslid bevestigt hierin de hierboven vermelde uiteenzetting van verzoeker betreffende het verlenen van een volmacht aan zijn moeder.

 

Met een brief van 11 maart 2013 meldt de ombudsdienst van de bank aan verzoeker dat de bank niet kan overgaan tot een schadeloosstelling van verzoeker omdat artikel I.25.1 van de algemene bankvoorwaarden bepaalt dat de cliënt iedere betwisting schriftelijk moet meedelen aan de bank binnen drie maanden na de terbeschikkingstelling van de rekeningafschriften en dat, indien de bank binnen deze termijn geen schriftelijke reactie ontvangt, de cliënt geacht wordt afstand te doen van elk recht op betwisting.

 

In een brief van 23 april 2013, gericht aan de ombudsman in financiële geschillen, herneemt de bank deze argumentatie en wijst zij erop dat verzoeker in een periode van elf maanden geen kennis heeft genomen van zijn rekeningafschriften en rekeninginformatie, hoewel hij daartoe wel in de mogelijkheid was. Het niet naleven van deze verplichting is volgens de bank een fout van verzoeker waardoor de door hem geleden schade is ontstaan en is kunnen oplopen. De bank is van oordeel dat, indien verzoeker onmiddellijk of binnen een redelijke termijn had gereageerd, zij nog het nodige had kunnen doen om de uitgevoerde verrichtingen terug te draaien. Wegens de strafklacht van verzoeker tegen zijn moeder acht de bank het raadzaam om het resultaat van dit onderzoek af te wachten vooraleer verder na te gaan of er een schadevergoeding aan verzoeker moet worden betaald, en zo ja, welke.

 

II. ADVIES VAN HET COLLEGE

 

Het College is van oordeel dat het op basis van de door verzoeker verschafte informatie en bijgebrachte documenten in staat is om een advies uit te brengen en dat hiertoe niet moet worden gewacht tot het politioneel onderzoek betreffende de klacht tegen de moeder van verzoeker is afgerond.

 

Voorts is het College van oordeel dat de bank, bij het verlenen van een volmacht aan de moeder van verzoeker, niet correct is tewerk gegaan. De bank mocht niet louter afgaan op de bewering van de moeder van verzoeker dat haar zoon een ernstig ongeval had gehad en niet in staat was zijn rekening te beheren, zonder de waarachtigheid van die bewering te controleren.

 

Bovendien is de bank niet zorgvuldig geweest bij het in ontvangst nemen en aanvaarden van de volmacht van verzoeker, want bij een zelfs oppervlakkige vergelijking van de handtekening van verzoeker op zijn identiteitskaart en op zijn brief aan de bank enerzijds met die welke voorkomt op het document waarbij hij de beweerde volmacht aan zijn moeder verleent, blijkt dat het niet om een vervalsing van de eerstgenoemde handtekening gaat, maar om twee totaal verschillende handtekeningen. Een normaal zorgvuldige bank had dit verschil moeten opmerken en had om die reden de volmacht niet mogen aanvaarden.

 

Verzoeker is echter ook zelf nalatig geweest. Hoewel de bank via de rekeninguittreksels geen bericht van vestiging van een volmacht verstuurde, had verzoeker via een regelmatige controle van zijn rekeninguittreksels wel de verrichtingen op zijn rekening kunnen nagaan en had hij kunnen vaststellen dat er geldopnamen in het bankkantoor plaatshadden terwijl hij in Leopoldsburg verbleef en dat er verschillende overschrijvingen naar de rekening van zijn moeder werden uitgevoerd, hoewel hij daartoe geen opdracht had gegeven. Door zijn rekeninguittreksels niet op geregelde tijdstippen na te kijken en door de daarop voorkomende verrichtingen niet te betwisten binnen de termijn die in de algemene bankvoorwaarden is bepaald, heeft verzoeker zelf een fout begaan waardoor de oorspronkelijke schade is opgelopen.

 

Het College is van oordeel dat de door verzoeker geleden schade voor 2/3 is veroorzaakt door de fout van de bank en voor 1/3 door de eigen fout van verzoeker.

 

Uit de door de bank verstrekte gegevens blijkt dat de moeder van verzoeker voor een bedrag van 511 euro overschrijvingen in haar voordeel heeft gedaan en dat zij voor een bedrag van 1.525 euro geld van de rekening van verzoeker heeft opgenomen. Dit komt in totaal op 2.036 euro, waarvan de bank 2/3, zijnde 1.357,33 euro, aan verzoeker als schadeloosstelling dient te betalen.

 

III. BESLUIT

 

De klacht van de verzoeker is ontvankelijk en gegrond ten belope van 1.357,33 euro. Het College verzoekt de bank dit bedrag als schadeloosstelling te betalen aan verzoeker.

 

De bank heeft het advies van het College gedeeltelijk gevolgd.