Vorige

Verantwoordelijkheid van principaal tegenover agent m.b.t. aanbieden beleggingsproducten

 

2009.0923

 

THEMA

 

Verantwoordelijkheid van principaal tegenover agent m.b.t. aanbieden beleggingsproducten.

 

ADVIES

 

Aanwezig :
De heren A. Van Oevelen, voorzitter;

Mevrouw L.-M. Henrion, plaatsvervangend voorzitter

De heren F. de Patoul, P. Drogné, N. Claeys, L. Jansen, W. Van Cauwelaert, C.-G. Winandy, leden.

 

Datum : 19 januari 2010

 

 

I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

 

Op 12 maart 2008 werd door verzoeker een bedrag van 50.000 euro geherinvesteerd in Kobelco Groep NV met vervaldag op 12 maart 2009, en dit via een zakenkantoor, dat voor een aantal bancaire activiteiten zelfstandig agent is van de bank.

 

Op 10 mei 2009 laat verzoeker aan de Bemiddelingsdienst weten dat hij twee maanden na vervaldag geen terugbetaling had ontvangen. Hij verwijt het bankagentschap nooit te hebben gezegd dat dit een onveilige belegging was.

 

Op 30 juli laat de bank weten dat de aankoop van dit product buiten haar verantwoordelijkheid is gebeurd :

 

  • De bank heeft geen enkele band met Kobelco Groep NV;
  • Het product maakt, noch maakte ooit deel uit van het productengamma van de bank; dergelijk product wordt en werd dan ook niet verdeeld via het kantorennetwerk van de bank
  • De modaliteiten van het product zijn bij de bank onbekend.

 

Op 14 september 2009 stelt verzoeker dat hij nooit een productfiche of info over het product heeft ontvangen. Verzoeker legt in bijlage een aantal documenten voor, welke uitgaan van Kobelco Groep NV en van het desbetreffende zakenkantoor. Het document van Kobelco Groep NV van 12 maart 2008 vermeldt een contractnummer, doch geen specifieke gegevens omtrent de aard van de investering. Het document van de oorspronkelijke investering in Kobelco Groep NV, uitgaande van het zakenkantoor en daterend van 27 februari 2007, vermeldt een productnaam (Kobli), een intrestpercentage en een looptijd, doch geen specificatie over de aard van de investering. Verzoeker acht het bankagentschap en de bank verantwoordelijk, “aangezien hem werd voorgehouden dat het een betrouwbare verzekering betrof”.

 

Ingevolge dit schrijven maakt de Bemiddelingsdienst het dossier voor verder nazicht over aan de Ombudsman van de Verzekeringen, die op 30 september 2009 laat weten dat het aangekaarte probleem geen verzekeringscontract betreft, doch blijkbaar obligaties uitgegeven door Kobelco.

 

Op 5 oktober 2009 herneemt de bank haar vroeger standpunt, en benadrukt zij dat de betrokken tussenpersoon bij de inschrijving op het Kobelco-product niet is opgetreden als agent van de bank, doch als verzekeringstussenpersoon.

 

Op 22 oktober 2009 voegt de bank hieraan toe, dat zij op basis van het reglement van de Bemiddelingsdienst van oordeel is, dat een uitspraak van het Bemiddelingscollege moet worden opgeschort in afwachting van de resultaten van het strafonderzoek. Zij stelt tevens dat geen zekerheid bestaat omtrent de schade, gelet op de lopende gerechtelijke reorganisatie bij Kobelco.

 

Op vraag van de Bemiddelingsdienst  laat de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen op 11 december 2009 weten dat het Kobli-product volgens haar analyse het ontvangen van terugbetaalbare gelden betreft in de zin van artikel 4 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut en het toezicht op de kredietinstellingen, waarvoor een vergunning als kredietinstelling vereist is. Kobelco Groep NV, Kobelco Holding NV en Kobelco Luxembourg SA beschikten volgens de CBFA niet over een vergunning als kredietinstelling.

 

II. ADVIES VAN HET BEMIDDELINGSCOLLEGE

 

Het Bemiddelingscollege stelt vast dat de situatie van Kobelco en de diverse betrokken vennootschappen niet definitief is uitgeklaard. Een strafrechtelijk onderzoek loopt in Antwerpen en bij vonnis van 13 oktober 2009 heeft de rechtbank van koophandel te Antwerpen een verlenging van opschorting van betaling toegekend met het oog op gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord voor een periode eindigend op 26 januari 2010.

 

Een strafonderzoek verplicht het Bemiddelingscollege evenwel niet om zijn advies op te schorten. Wanneer er een strafonderzoek loopt, houdt het Bemiddelingscollege zich het recht voor om zijn advies op te schorten ingeval het bijkomende informatie wenst. Het Bemiddelingscollege is evenwel van oordeel dat, wat onderhavig advies betreft, geen redenen voorhanden zijn om van dit recht gebruik te maken.

 

Het Bemiddelingscollege kan akkoord gaan met de stelling dat op dit ogenblik –zelfs bij vaststelling van een eventuele fout- geen zekerheid bestaat omtrent de schade, gelet op de lopende gerechtelijke reorganisatie bij Kobelco. Ook dit lijkt een onvoldoende reden om een adviesverlening op te schorten.

 

De vraag die aan het Bemiddelingscollege voor advies wordt voorgelegd betreft de eventuele aansprakelijkheid van de bank voor de eventuele fouten begaan door haar zelfstandig agent. Hoger vermelde bezwaren van de bank lijken een advies ter zake niet in de weg te staan.

 

Deze zelfstandige agent – een zakenkantoor- is door de bank gemandateerd met betrekking tot de bancaire activiteiten opgesomd in de bijlage bij de circulaire 93/5 van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, met uitzondering van sommige daarin opgesomde activiteiten van kredietverlening. De zelfstandige agent cumuleert zijn taak als agent van de bank met de activiteiten als kredietmakelaar, immobiliënmakelaar, verzekeringsmakelaar- agent of –subagent en fiscaal adviseur. Wat de verzekeringsactiviteiten betreft geldt de toelating van de bank voor de uitoefening van deze andere activiteiten eveneens voor de financiële verzekeringsproducten.

 

Het Bemiddelingscollege stelt vast dat de aan verzoeker overhandigde documenten geen enkele verwijzing naar de bank bevatten, noch op enigerlei wijze de indruk wekken dat de gedane verrichtingen een verrichting met de bank betrof.

 

Het zakenkantoor heeft dus gehandeld buiten zijn mandaat als bankagent.

 

Ingevolge artikel 10, § 4, van de wet van 22 maart 2006 handelt een agent in bank- en beleggingsdiensten voor wat zijn activiteit van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten evenwel onder de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van zijn principaal, de bank. Het feit dat het zakenkantoor buiten mandaat heeft gehandeld, staat bijgevolg deze wettelijk georganiseerde aansprakelijkheid van de bank niet in de weg.

 

Het Bemiddelingscollege is daarenboven van oordeel dat het desbetreffende zakenkantoor foutief is opgetreden door aan de verzoeker een product aan te bieden, waarvoor blijkbaar de noodzakelijke vergunningen niet waren bekomen.

 

III. BESLUIT

 

De klacht van verzoeker naar de bank toe is ontvankelijk en gegrond.

 

De cliënt heeft volgens het Bemiddelingscollege recht op een volledige vergoeding, namelijk terugbetaling van het geïnvesteerde kapitaal en de op 12 maart 2009 beloofde intresten, beide verhoogd vanaf 12 maart 2009 tot op de datum van volledige vergoeding met de marktintrestvoet op spaartegoeden, mits in de plaatsstelling van de bank door de verzoeker in diens rechten t.a.v. Kobelco.

 

De bank heeft het advies van het College niet gevolgd.