Vorige

Vermogensbeheer - Eeuwigdurende obligatie, inschatting van het risico, diversificatie

 

2011.0365

 

THEMA

 

Vermogensbeheer - Eeuwigdurende obligatie, inschatting van het risico, diversificatie.

 

ADVIES

 

Aanwezig :
De heren A. Van Oevelen, voorzitter;

Mevrouw M.-F. Carlier, plaatsvervangend voorzitter

De heren F. de Patoul, P. Drogné, N. Claeys, L. Jansen, W. Van Cauwelaert, C.-G. Winandy, leden.

 

Datum : 13 september 2011

 

 

I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

 

Op 14 maart 2002 werd tussen verzoeker en de beleggingsonderneming een overeenkomst voor vermogensbeheer afgesloten, waarbij werd overeengekomen dat de beleggingsonderneming haar mandaat zou uitoefenen in het kader van een behoudend beheer en dit door de keuze van waarden die regelmatig worden verhandeld in alle munten op de markt(en) in obligaties. Verrichtingen van aandelen werden uitgesloten. Bij een behoudend beheer wordt, volgens de bewoordingen van het contract, de aangroei van het inkomen na een normale economische cyclus beoogd zonder dat het kapitaal aan abnormaal hoge risico’s van verlies wordt blootgesteld.

 

In 2005 heeft de beleggingsonderneming een gedeelte van het vermogen (in totaal ongeveer 24%) belegd in drie verschillende achtergestelde perpetuals, uitgegeven door financiële instellingen.

 

In oktober 2007 uitte verzoeker zijn bezorgdheid omtrent de koersterugval van deze perpetuals. Op 22 oktober werd de beheersovereenkomst door verzoeker stopgezet en de effecten werden op 26 oktober 2007 naar een andere financiële instelling overgemaakt.

 

(Pas) in augustus 2010 stelde verzoeker vast dat de in 2005 gedane aankopen niet strookten met het beheerscontract op het vlak van behoud van vermogen, defensieve houding en voorzichtige beleggingen van eerste kwaliteit en met potentieel op lange termijn. Hij vraagt zich af hoe oneindig durende en achtergestelde obligaties in een portefeuille van een particulier kunnen thuishoren.

 

Volgens de beleggingsonderneming werd destijds voor deze obligaties gekozen met het oog op een risicospreiding binnen individuele obligaties. De investeringsbeslissing werd mede ingegeven door de aantrekkelijke coupons en de ratings van elk van deze obligaties, evenals het feit dat aan elk van deze obligaties een call was verbonden. Dergelijke bankobligaties werden –op datum van de belegging- als veiliger beschouwd dan bedrijfsobligaties omdat financiële instellingen zich in een winstsituatie bevonden en beter gereguleerd werden dan gewone bedrijven. Op dat ogenblik was het overigens onwaarschijnlijk dat een financiële instelling een perpetual niet zou inkopen op een call-datum indien de voorwaarden van de markt op datzelfde ogenblik gunstiger waren dan de voorwaarden van de perpetual. Tot aan het faillissement van Lehman Brothers werden dan ook alle calls uitgeoefend door de banken. Ingevolge dit faillissement werd het financiële landschap totaal veranderd.

 

Verzoeker is het met deze redenering niet eens. Hij blijft van oordeel dat de aangekochte perpetual obligaties niet thuishoren binnen de in 2002 aangegane beheersovereenkomst.

 

II. ADVIES VAN HET BEMIDDELINGSCOLLEGE

 

Bij overeenkomsten van vermogensbeheer dient een eventuele fout en aansprakelijkheid van een beleggingsonderneming beoordeeld hetzij op het ogenblik van de investeringsbeslissing, hetzij bij de verdere opvolging van bestaande portefeuille.

 

Op datum van de hier betwiste investeringen (2005) werd het risico van perpetuals, uitgegeven door grote financiële instellingen, door financiële deskundigen grotendeels als evenwaardig beschouwd met andere types van obligaties.

 

Pas in 2008, bij de financiële crisis, dus ruim na beëindiging van het beheerscontract, werden de risico’s van perpetuals door de gespecialiseerde beleggingsondernemingen heringeschat.

 

Het Bemiddelingscollege is van oordeel dat de in casu gebeurde gediversifieerde belegging in perpetuals van een gedeelte van het vermogen niet kan worden beschouwd als een professionele fout.

 

Op de datum waarop verzoeker een einde maakte aan de beheersovereenkomst noteerden de perpetuals weliswaar onder pari, doch werden de beloofde coupons nog steeds uitbetaald. De beleggingsonderneming kan bijgevolg niet aansprakelijk worden gesteld voor een eventueel gebrek aan tijdige reactie, noch voor de verdere evolutie van de waarde van deze perpetuals na beëindiging van het beheerscontract.

 

III. BESLUIT

 

De klacht van verzoeker is ontvankelijk, doch ongegrond.