2009.0596
THEMA
Vermogensbeheer geen resultaatsverbintenis – geen inbreuk zorgplicht aangetoond.
ADVIES
Aanwezig :
De heer A. Van Oevelen, voorzitter;
Mevrouw L.-M. Henrion, plaatsvervangend voorzitter;
De heren F. de Patoul, P. Drogné, N. Claeys, C.-G. Winandy, leden.
Datum : 31 augustus 2010
I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN
Verzoeker ondertekende op 31/01/2000 een eerste contract discretionair vermogensbeheer met de bank. Dit contract werd meermaals gewijzigd (2002, 2005, 2006, 2007 en 2008), waarbij regelmatig het risicoprofiel en/of de samenstelling van de portefeuille werd aangepast, om op 14 juni 2009 te worden vervangen door een overeenkomst inzake beleggingsadvies.
Verzoeker is van oordeel dat de bank haar verplichtingen als vermogensbeheerder niet op correcte wijze is nagekomen en derhalve aansprakelijk dient te worden gesteld voor de aan hem toegebrachte schade.
Verzoeker steunt zijn klacht op volgende argumenten :
De bank acht zich ter zake niet verantwoordelijk, en dit om volgende redenen :
II. ADVIES VAN
Het Bemiddelingscollege vindt geen aanwijzingen dat de bank geen rekening heeft gehouden met het bij overeenkomst vastgelegd risicoprofiel van de portefeuille. Het College is evenmin van oordeel dat dit risicoprofiel, en dit zeker vanaf 2002, strijdig zou zijn met het beleggersprofiel van verzoeker.
Het Bemiddelingscollege vindt geen aanwijzingen dat de bank de op haar rustende zorgplicht niet zou zijn nagekomen.
Volgens verzoeker werden de contracten niet gewijzigd op zijn verzoek. Anderzijds stelt de verzoeker wel, dat dit telkens –en dus enkel- gebeurde, wanneer hij aangaf zich zorgen te maken over zijn portefeuille. Het Bemiddelingscollege vindt geen aanwijzingen dat deze wijzigingen eenzijdig zouden zijn aangebracht, zonder overleg met verzoeker, en zonder deze laatste voldoende te informeren over de mogelijke gevolgen van de gekozen wijziging.
Volgens verzoeker diende altijd een belangrijke liquide positie te worden aangehouden voor extra-uitgaven. Het Bemiddelingscollege is van mening dat verzoeker de impact van zijn cashopnames verkeerd heeft ingeschat. Volgens de diverse overeenkomsten van vermogensbeheer, maken de liquiditeiten deel uit van de beleggingsportefeuille. Een essentiële wijziging van de tegoeden binnen één activaklasse (zoals een forse vermindering van liquiditeiten ten belope van het dubbele of drievoudige van de contractueel voorziene bedragen) heeft onvermijdelijk wijzigingen binnen andere activaklassen tot gevolg, hetgeen een impact heeft zowel op de waarde, als op het rendement van de portefeuille.
Zowel de talrijke contractwijzigingen, als de niet voorziene cashopnames waren aanleiding voor acties van de vermogensbeheerder, zonder dat deze als foutief, of als overbodig kunnen worden bestempeld. De overigens summiere analyse door de onafhankelijke vermogensbeheerder is ter zake onvoldoende gemotiveerd en lijkt grotendeels gebaseerd op post factum-vaststellingen (het vastgestelde resultaat van goede of minder goede beursjaren), en niet op de eventuele keuze(s) die een vermogensbeheerder, op het moment dat een beslissing werd genomen, binnen het toepasselijke beleggersprofiel eventueel kon of diende te maken.
III. BESLUIT
De klacht van verzoeker is ontvankelijk, maar ongegrond.