Vorige

Woningkrediet – aanpassing van de rente zonder schriftelijk akkoord – stilzwijgen geldt niet als toestemming.

2013.1241

 

THEMA

 

Woningkrediet – aanpassing van de rente zonder schriftelijk akkoord – stilzwijgen geldt niet als toestemming.

 

ADVIES

 

Aanwezig :
De heren A. Van Oevelen, voorzitter;
Mevrouw M.-F. Carlier, plaatsvervangend voorzitter
De heren F. de Patoul, E. Struye de Swielande, N. Claeys, L. Jansen, leden
Mevrouw M. Mannès, lid.

 

Datum : 19 november 2013

 

I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

 

In het jaar 2000 ging verzoeker bij de bank een woningkrediet aan met een jaarlijks aanpasbare rentevoet volgens de formule 1/1/1. De eerste jaren daalde het tarief bij elke herziening; vanaf 2005 begon het te stijgen. Het is niet duidelijk of en hoe een aanpassing van de formule tussen verzoeker en de bank besproken werd maar in 2007 werd de periodiciteit van de renteherziening door de bank aangepast naar een formule 10/5/5 waardoor er pas in 2017 een volgende renteherziening zou zijn. Verzoeker kreeg van de bank een bevestigingsbrief "wijziging modaliteiten woningkrediet" samen met een nieuwe aflossingstabel, beide voor akkoord ondertekend, terug te bezorgen. Deze documenten werden nooit door verzoeker naar de bank teruggestuurd.

 

In 2012 stelt verzoeker vast dat de rentevoet van de woningkredieten gedaald is en vraagt aan de bank de gebeurde wijziging van de modaliteiten ongedaan te maken en terug naar de oorspronkelijke jaarlijkse herziening te keren. De bank weigert maar stelt voor het krediet zonder wederbeleggingsvergoeding aan de laagste mogelijke rentevoet te herfinancieren, dan opnieuw met een jaarlijkse herziening.

 

Volgens verzoeker heeft de bank in 2007 de wijziging van de formule van herziening van de rentevoet zonder zijn medeweten en zonder zijn akkoord uitgevoerd en de bevestigingsbrief, alsmede de nieuwe aflossingstabel, werden hem enkel ter informatie verstuurd. Verzoeker vraagt om zijn krediet met terugwerkende kracht opnieuw jaarlijks herzienbaar te maken.

 

Volgens de bank werd de wijziging van de modaliteiten in 2007 met verzoeker besproken en pas na zijn mondeling akkoord uitgevoerd. Aangezien verzoeker jarenlang geen bezwaar heeft geuit tegen de inhoud van de bevestigingsbrief en sedert 2007 niet gereageerd heeft op de daling van de rente waarvan hij niet kon genieten, verklaart de bank dat verzoeker stilzwijgend akkoord was met de wijziging. Gezien het belang van de relatie met verzoeker heeft de bank echter hogervermeld voorstel tot oplossing gedaan.

 

II. ADVIES VAN HET COLLEGE

 

Het College kan niet ingaan op het standpunt van de bank waarbij verzoeker stilzwijgend zijn akkoord zou hebben gegeven aangaande de aanpassing van de modaliteiten van zijn krediet. Artikel 4, 5° van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet stelt dat het begrip "vestigingsakte" slaat op het geheel van de authentieke en onderhandse akten en elk document dat bepalingen bevat die eenzelfde krediet regelen. De bevestigingsbrief van de bank houdende "wijziging modaliteiten woningkrediet" van 21 mei 2007 beantwoordt aan deze wettelijke bepaling van de kredietakte en dient dus het voorwerp uit te maken van een schriftelijk akkoord van beide partijen. Dit formalisme wordt ook voorgeschreven door artikel 15 van de wet van 4 augustus 1992 met deze woorden : "de vestigingsakte mag niet bedingen dat de rechten en verplichtingen van de kredietnemer eenzijdig kunnen gewijzigd worden".

 

Het College stelt trouwens vast dat de bank zelf in haar brief van 21 mei 2007 om het terugsturen vroeg van de brief zelf en van de nieuwe aflossingstabel, beide door verzoeker voor akkoord ondertekend. Zonder het schriftelijke akkoord van verzoeker mocht de bank de aanpassing van de rentemodaliteiten niet uitvoeren.

 

III. BESLUIT

 

De klacht van verzoeker is ontvankelijk en gegrond.

 

Aan de bank wordt gevraagd de in 2007 uitgevoerde wijziging teniet te doen en tot de oorspronkelijke formule van jaarlijkse renteaanpassing terug te gaan, voor het verleden en de toekomst, met de nodige terugbetaling aan verzoeker van teveel geïnde interesten tussen 2007 en 2013.

 

De bank heeft het advies van het College gevolgd.