Vorige

Zichtrekening – compensatie van beschermde bedragen.

2008.0815

 

THEMA

 

Zichtrekening – compensatie van beschermde bedragen.

 

ADVIES

 

Aanwezig :


De heren A. Van Oevelen, Voorzitter;


Mevrouw L-M. Henrion, Plaatsvervangend Voorzitter


De heren F. de Patoul, P. Drogné, N. Claeys, R. Jonckheere, Cl. Louis, leden.

 

Datum : 28 oktober 2008

 

I. DE FEITEN, HET VOORWERP VAN DE BETWISTING EN DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

 

Verzoeker is houder van een zichtrekening bij de bank.

 

In een brief van 7 mei 2008 aan de bank en aan de Bemiddelingsdienst van de Banken meldt verzoeker dat de bank weigert een deel van zijn pensioen, namelijk 1.006,63 euro, uit te betalen. Het gaat volgens hem om het gedeelte dat niet meer voor beslag vatbaar is, omdat het gedeelte dat wel voor beslag vatbaar is, reeds werd afgehouden. Hij is van oordeel dat de bank dit bedrag ten onrechte blokkeert of er ten onrechte beslag op legt, terwijl het krachtens de wet van 27 december 2005 “houdende diverse bepalingen” voorzien is van een code B en daarom niet vatbaar is voor beslag of overdracht.

 

In een brief van 22 mei 2008 antwoordde de bank hierop dat zij niet is overgegaan tot beslag of overdracht van de gelden die werden gestort op de zichtrekening van verzoeker. Volgens de bank is er hier sprake van een normale werking van een zichtrekening, waarin creditsaldi en debetsaldi elkaar voortdurend compenseren, zodat de voormelde wet van 27 december 2005 niet van toepassing is. De creditering van de zichtrekening door de storting van het pensioen is immers gevolgd door een debitering naar aanleiding van de afrekening van de VISA-kaart van verzoeker ten gevolge van twee cash-afhalingen begin april 2008.

 

In latere correspondentie bleven beide partijen op hun standpunten staan.

 

II. ADVIES VAN HET BEMIDDELINGSCOLLEGE

 

Na een onderzoek van het dossier is het College tot de bevinding gekomen dat er in dit geval geen sprake is van een beslag op de pensioenuitkering van verzoeker noch van een overdracht van dit bedrag ten gunste van de bank. Zoals de bank aangeeft, gaat het in dit geval om een compensatie tussen enerzijds de creditering van de zichtrekening van verzoeker met zijn pensioenuitkering en anderzijds de debitering van zijn zichtrekening ten gevolge van de geldafhalingen met zijn VISA-kaart. De voormelde wet van 27 december 2005 is op deze compensatie dan ook niet van toepassing, omdat deze wet enkel geldt voor het beslag en de overdracht van de bedragen bedoeld in de artikelen 1409, 1409bis en 1410 van het Gerechtelijk Wetboek (waaronder een pensioenuitkering), als deze bedragen op een zichtrekening gecrediteerd zijn.

 

De hier door de bank doorgevoerde compensatie of schuldvergelijking is echter wel onderworpen aan de regel van artikel 1293, 3°, van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat schuldvergelijking plaatsheeft, uit welke oorzaak de wederzijdse schulden ook ontstaan, “uitgezonderd in geval van (…) 3° Een schuld uit hoofde van levensonderhoud dat verklaard is niet vatbaar voor beslag te zijn”.

 

In de Belgische rechtspraak en rechtsleer wordt aan deze bepaling een ruime draagwijdte gegeven en wordt aangenomen dat zij van toepassing is op alle bedragen die niet voor beslag vatbaar zijn (zie bv. H. De Page, Traité élémentaire de droit civil belge, Brussel, Bruylant, 1967, p. 651, nr. 660; L. Cornelis, Algemene theorie van de verbintenis, Antwerpen, Intersentia, 2000, p. 873, nr. 674). Er anders over oordelen zou er immers toe leiden dat de onbeslagbare bedragen in werkelijkheid niet meer onbeslagbaar zijn, omdat de begunstigde er het voordeel van verliest. De schuldeiser die zijn schuldvordering int via compensatie met een beschermd bedrag, bereikt daarmee hetzelfde resultaat voor de schuldenaar als zou hij op dat bedrag beslag hebben gelegd (M. De Theije, “De wet van 14 juni 2004 betreffende de ongeslagbare en onoverdraagbare tegoeden op zichtrekening”, Rechtskundig Weekblad, 2004-2005, (721), p. 725, nr. 17).

 

In het verleden verviel die bescherming op het ogenblik dat de beschermde bedragen werden gecrediteerd op een zichtrekening, omdat ze zich aldaar vermengden. Met de invoering van het coderingssysteem door de voormelde wet van 14 juni 2004, zoals verfijnd door de voormelde wet van 27 december 2005, kan nog bezwaarlijk worden volgehouden dat de beschermde bedragen onherkenbaar zijn geworden. Het gevolg daarvan is dat op deze beschermde bedragen, zoals in dit geval een pensioenuitkering, het verbod van compensatie van toepassing is, ook wanneer zij op een zichtrekening worden gestort (M. De Theije, aangehaald artikel, ter aangehaalde plaatse).

 

Bovenstaande oplossing verhindert uiteraard niet dat de bank haar schuldvordering op verzoeker kan verhalen volgens de gemeenrechtelijke middelen van tenuitvoerlegging.

 

III. BESLUIT

 

De klacht van verzoeker is ontvankelijk en gegrond.

 

Het College verzoekt de bank om de zichtrekening van verzoeker ten belope van de daarop gestorte pensioenuitkering van 1.006,63 euro, niet te compenseren met de schuldvorderingen die zij op verzoeker heeft.

 

De bank heeft het advies van het College niet gevolgd.