Vorige

Beleggingen, pensioenfondsen en effecten, Aan-/verkoop van effecten (Execution only), Online-verrichtingen, Gestructureerde producten I

2021.4112

THEMA

Beleggingen, pensioenfondsen en effecten, Aan-/verkoop van effecten (Execution only), Online-verrichtingen, Gestructureerde producten I

ADVIES

Aanwezig :

Mevrouw Françoise Sweerts, voorzitter
De heren J. Vannerom, R. Steennot, A. Guigui, P D’Haen, leden
Mevrouw N. Spruyt, lid.

Datum : 19 juli 2022

1. KLACHT
De klacht betreft de onmogelijkheid tot het verkopen van de aandelen International Star bij de bank.
In oktober 2021 wenste de klager zijn aandelen International Star bij de bank te verkopen, omdat deze toen een aanzienlijke tegenwaarde vertegenwoordigden. Hij heeft toen een verkooporder getekend en een dag later zei de bank dat het niet mogelijk was om dit aandeel te verkopen Hij stelt dat de bank hem hiervan nooit op de hoogte gebracht heeft. Hij heeft de voorbije jaren gewoon zijn saldo gevolgd via zijn rekeninguittreksels.
De klager heeft aan andere banken gevraagd of zij dit wel konden en blijkbaar is dit aandeel bij hen perfect verhandelbaar, maar zijn de regels sinds enkele jaren verstrengd voor transfers van OTC-aandelen. Hierdoor zijn deze wel verhandelbaar bij hen maar niet transfereerbaar.
De bank stelt dat hij zelf een financiële instelling moet zoeken om de aandelen te transfereren en vervolgens te verkopen. Volgens zijn kantoordirecteur is afstand doen de enige andere manier om van deze aandelen af te geraken. Zo niet zal hij hierop bewaarloon blijven betalen. Dit zou betekenen dat hij afstand moet doen van aandelen met een waarde van 32.000 euro.
De klager wenst dat de bank hem een oplossing biedt opdat hij de betrokken aandelen alsnog kan verkopen.
2. STANDPUNT VAN DE BANK

Klager stelt een nadeel te hebben geleden door het feit dat hij zijn aandelen International Star (ISIN-code US4603712062) niet via de bank kan verkopen.
De bank dient er echter op te wijzen dat overeenkomstig het beleid inzake de uitvoering van orders in aandelen de bank een beroep doet op KBC Bank als financiële tussenpersoon. De bank geeft de orders die zij ontvangt van haar cliënten onmiddellijk door aan KBC ter uitvoering. Het is wel mogelijk dat bepaalde orders niet kunnen uitgevoerd worden, onder andere omwille van specifieke regels en/of beleidskeuzes van KBC en/of haar eigen tussenpersonen (broker). Dit kan als gevolg hebben dat bepaalde soorten orders door hen niet aanvaard worden.
Dit is het geval voor orders op aandelen met een zeer beperkte beurswaarde, ook wel penny stocks genoemd. Veel tussenpersonen weigeren orders uit te voeren op deze soort aandelen gezien het vaak om aandelen gaat van minder transparante ondernemingen waarover weinig informatie beschikbaar is en waarbij het risico op fraude en marktmisbruik zeer groot is (o.a. door een zeer bepekte liquiditeit).
Dit is wat met zijn verkooporder International Star gebeurde. Bijgevolg is het dus niet mogelijk voor de bank om dit order uit te voeren.
Niettemin hebben deze (verkoop)beperkingen tot vandaag geen gevolg op zijn recht om deze stukken naar een andere financiële instelling over te dragen. Hoewel de verkoop door de bank op vandaag niet mogelijk is, blijft dus het overdragen van de effecten nog steeds een mogelijk alternatief maar dan op voorwaarde dat hij een instelling kan vinden die deze stukken in bewaring kan en wil nemen.
De bank is dus van oordeel dat zij niet aansprakelijk kan worden gesteld. In het bijzonder beroept de dienstverlener zich op haar algemene voorwaarden die bepalen dat de dienstverlener geen resultaatsverbintenis op zich neemt wat de verhandelbaarheid van aandelen betreft, alsook dat de dienstverlener niet aansprakelijk is bij een lichte fout. Verder voert de dienstverlener aan dat er geen causaal verband aanwezig is tussen de beweerde fout en de schade.
Op basis van het bovenstaande concludeert de bank dat zij geen fout heeft begaan bij de verwerking van deze transactie.
3. ADVIES VAN DE EXPERTEN
Aan de dienstverlener kan niet worden verweten dat de aandelen van International star niet meer verhandeld kunnen worden. Het college van experten is echter van oordeel dat de dienstverlener een grove fout heeft gemaakt door de klant in 2016 te informeren, noch over de toekomstige onverhandelbaarheid van de aandelen “International star”, via hen, noch over de noodzaak om deze aandelen te transfereren (met het oog op hun verhandeling via een andere dienstverlener). Het verstrekken van duidelijke informatie over wijzigingen inzake de verhandelbaarheid van effecten (die zij als professionele dienstverlener dient te kunnen inschatten) behoort immers tot de essentie van de zorgplicht die op de bewaarnemer rust. Aangezien het niet verstrekken van deze essentiële informatie als een grove fout kwalificeert, kan de dienstverlener niet ontsnappen aan haar aansprakelijkheid op grond van de algemene bankvoorwaarden die haar aansprakelijkheid enkel uitsluiten bij lichte fout.
Het college merkt verder op dat zelfs indien een andere entiteit waarop de dienstverlener een beroep doet voor de uitvoering van orders een fout zou hebben gemaakt (quod non), de dienstverlener zich daar niet kan op beroepen om aan aansprakelijkheid te ontsnappen tegenover haar cliënt. De dienstverlener is immers aansprakelijk voor de fouten die worden begaan door entiteiten waarop zij een beroep doet voor de uitvoering van orders van haar klanten.
Schadevergoeding is slechts verschuldigd voor de schade die de klant heeft geleden en die in causaal verband staat tot de fout van de dienstverlener. In tegenstelling tot hetgeen door de dienstverlener wordt beweerd, bestaat er wel degelijk een causaal verband tussen de fout en de schade. Evenwel acht het college, in tegenstelling tot hetgeen de klager voorhoudt, het niet bewezen dat de schade gelijk is aan het volledige verschil tussen de koers op 21 oktober 2021 (datum van het verkooporder dat onuitvoerbaar bleek) en deze op 1 oktober 2016 (datum waarop de aandelen onverhandelbaar werden). Het college is immers van oordeel dat het niet zeker is dat de klager, in het geval waarin hij tijdig geïnformeerd zou zijn geweest, de mogelijkheid zou hebben gehad om de betrokken aandelen te transfereren en deze via een andere dienstverlener te verkopen aan de koers die gold op de datum dat het onuitvoerbare verkooporder werd gegeven. Veeleer is de klager daartoe de kans verloren.
Meer concreet is het college van oordeel dat een forfaitaire schadevergoeding van 7.500 euro, naast de terugbetaling van het betaalde ereloon voor de bewaring van de betrokken aandelen, een evenwichtige en billijke oplossing inhoudt voor beide partijen. Het college houdt daarbij ook rekening met het feit dat de omvang van de schade in 2016 niet voorzienbaar was, alsook met het feit dat een schadevergoeding gelijk aan het bedrag tussen de koers in oktober 2016 en oktober 2021 disproportioneel zou zijn in verhouding tot de dienst waartoe de financiële diensteverlener zich heeft verbonden.
4. BESLUIT VAN DE OMBUDSMAN
De Ombudsman sluit zich aan bij het standpunt van de experten.

Hij zal de bank door middel van een aanbeveling vragen om de klager een schadevergoeding van 7.500 euro, vermeerderd met het reeds betaalde ereloon voor de bewaring van betrokken aandelen, toe te kennen.

De bank heeft 1 maand de tijd om haar antwoord op deze aanbeveling te bezorgen.