Vorige

Beleggingen, pensioensfondsen en effecten – Advies Niet-klassieke obligaties

2019.4116

THEMA

Beleggingen, pensioensfondsen en effecten – Advies Niet-klassieke obligaties

ADVIES

Aanwezig :
De heer A. Van Oevelen, Voorzitter ;
De heren J. Vannerom, R. Steennot, A. Guigui, leden
Mevrouw N. Spruyt, lid.

Datum : 14 februari 2020

1. KLACHT
In januari 2015 hebben verzoekers ingeschreven op een private obligatie-uitgifte van de N.V. FNG group voor een bedrag van EUR 400.000.
Verzoekers hebben deze intekening destijds verricht, nadat ze een informatiesessie over FNG hadden bijgewoond in de lokalen van de Bank.
De private obligatielening van de N.V. FNG group van januari 2015 omvatte de uitgifte van niet-genoteerde obligaties op naam voor een totaalbedrag van EUR 5.000.000 met een looptijd tot 1 juni 2021 en een jaarlijkse interestvoet van 7,45%.
Verzoekers vernamen begin oktober 2018 door een persbericht van de FNG group dat een aantal private obligatiehouders blijkbaar vervroegd waren terugbetaald.
Verzoekers zijn van oordeel dat de Bank, die begin 2018 voor haar klanten onder vermogensbeheer bij de emittent had aangedrongen om over te gaan tot vervroegde terugbetaling van de obligaties ad 100,4 %, hen eveneens op de hoogte had moeten brengen van deze demarche. Verzoekers menen dat de Bank aldus een fout heeft begaan.
In deze context hebben verzoekers -vanaf oktober 2018 -de Bank verzocht om bij de emittent na te gaan of ook zij alsnog vervroegd zouden kunnen worden terugbetaald. Naderhand hebben verzoekers de Bank ook gevraagd om een overnemer te zoeken voor hun obligaties of deze zelf in te kopen.

2. STANDPUNT VAN DE BANK
Verzoekers zijn geen klant van de Bank.
Deze is in 2015, wat de private obligatie-uitgifte van de N.V. FNG group betreft, slechts opgetreden als bemiddelaar tussen verzoekers en de emittent.
Sedert verzoekers hun ongenoegen hebben kenbaar gemaakt over het feit dat zij begin 2018 niet waren ingelicht door de Bank over de vraag aan emittent tot vervroegde terugbetaling voor hun klanten, heeft deze reeds een aantal acties ondernomen. De Bank heeft zo aan de emittent meermaals verzocht om de obligaties van verzoekers eveneens vervroegd terug te betalen, en aan verzoekers voorgesteld om vanaf juni 2019 gebruik te maken van hun put-optie ad 102% jegens de emittent. De Bank is eveneens op zoek gegaan naar eventuele overnemers voor de obligaties. De interesse voor niet-genoteerde obligaties op naam blijkt evenwel erg klein te zijn.
De Bank is tenslotte van oordeel dat verzoekers geen schade hebben geleden, daar zij steeds de hoge interestvergoeding verbonden aan de obligaties, zijn blijven ontvangen.

3. ADVIES VAN DE EXPERTEN
Verzoekers blijken geen klant onder vermogensbeheer te zijn van de Bank. Het College heeft in deze zaak evenmin kunnen afleiden of er sprake is geweest van gepersonaliseerd beleggingsadvies door de Bank aan verzoekers.
Hoewel er na de intekening op de obligatie-uitgifte weliswaar nog enkele contacten tussen verzoekers en De Bank blijken te zijn geweest met betrekking tot FNG, stelt het College echter vast dat, ongeacht de mogelijke juridische kwalificatie van de relatie tussen de verzoekers en De Bank, verzoekers geen schade hebben geleden ten gevolge van het niet vooraf op de hoogte te zijn gebracht van het initiatief van De Bank in 2018 om ten behoeve van haar klanten onder vermogensbeheer aan de emittent om vervroegde terugbetaling van de obligaties te vragen.
Het College is derhalve van oordeel dat de klacht ontvankelijk is, doch ongegrond.

4. BESLUIT VAN DE OMBUDSMAN
De Ombudsman sluit zich aan bij het advies van het college.